Noord-Brabants Archeologisch Genootschap


Landelijke wonen in prehistorisch en historisch Brabant
Verslag studiedag 03-11-2019

Verslag van de najaarsstudiedag: Landelijke wonen in prehistorisch en historisch Brabant. Recente en grootschalige archeologische onderzoeken in Noord-Brabant.


Inleiding


Om 10.15u start de studiedag met een inleiding van de voorzitter Peter van Nistelrooij. De studiedag behandelde in één dag tijd zeven grote archeologische onderzoeken. Dat was de aankondiging. Helaas is wegens ziekte één lezing vervallen en dat is; Romeinse bewoning in de Kempen. Landelijke wonen in Veldhoven, archeologisch onderzoek Huysackers, door Lucas Meurkens. In één dag tijd werden de aanwezigen op de hoogte gebracht van heel veel archeologisch werk. In de oude Brabantse bodem is zoveel te vinden en te onderzoeken zoals: De bronstijd bewoning in Alphen-Baarle, de IJzertijd bewoning in West Brabant, Romeinse bewoning in de Maasvallei bij Cuijk en in het dorpje Vinkel bij Den Bosch, Middeleeuwse bewoning in de Veldhoven. Maar ook bewoning uit de 16e en 17e eeuw op de Baronie op de Eikberg te Bavel en de landelijke bewoning in Midden-Brabant. Noord-Brabants provinciaal archeoloog Martin Meffert is de adviseur van het NBAG en goed op de hoogte van wat er allemaal, archeologisch gezien, gebeurt in Brabant. Deze studiedag is mede door zijn inzet georganiseerd. In totaal waren er 77 deelnemers aan de studiedag



Bronstijd bewoning en begraving op het Dekzandeiland Alphen-Baarle, archeologisch onderzoek Randweg Baarle

De eerste lezing werd verzorgd door Cristian van der Linde. Cristian is als senior archeoloog werkzaam bij BAAC (Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie) te 's-Hertogenbosch.

Alphen klinkt bij iedereen bekend in de oren door toedoen van Pastoor Willem Binck. Maar ook de aangetroffen archeologie in het tracé van de onlangs geopende randweg in Baarle heeft al aardig wat publiciteit gehad. Grootschalig onderzoek in het tracé van de onlangs geopende randweg in Baarle heeft een op het oog vrij kale set aan gebouwstructuren, grondsporen en begravingen opgeleverd uit de bronstijd. Na zorgvuldige beschouwing echter bestaat een uitgelezen kans om de bewoningsgeschiedenis van dit gebied onder de loep te nemen. Door de vondsten in te kaderen in regionaal onderzoek en daarbij de veel beter gekende grafheuvels uit deze periode te betrekken, kunnen we komen tot modellering van bewoning en begraving in het eerste deel van de midden-bronstijd (1800-1500 v.Chr.), een tot nu toe slecht gekende periode. In de lezing schetste Cristian een helder beeld van de huizenbouw en de inrichting van erven en nederzettingen. Ook de analyse van de gekozen gebouw constructies door de Bronstijd bewoners was heel goed en duidelijk te bevatten. De chronologie van de bronstijd bewoning, zoals ook elders in de wijdere regio, blijkt veel consistenter te zijn dan gedacht. De opgraving van het wegtracé vormt slechts een smalle corridor door het dekzandeiland van Alphen-Baarle. Dat hierin al zovele bronstijdresten zijn aangesneden, bevestigt nog maar eens de enorme archeologische waarde van dit Brabants-Antwerpse landschap.


NBAG studiedag 3 november

Cristian van der Linde



Landelijke bewoning in West-Brabant, IJzertijd nederzettingen te midden van het veen? Onderzoek Wouw-Roosendaal

De tweede spreker is Hendrik Uleners. Hendrik werkt ruim 10 jaar als archeoloog bij SOB Research en is ook een gecertificeerd archeoloog in Vlaanderen. SOB Research is voortgekomen uit de Stichting Oudheidkundig Bodemonderzoek Hoeksche Waard. SOB Research is in mei 1997 opgericht.

Op enkele vondstmeldingen na, zijn er in het hoger gelegen gebied tussen Nispen, Wouw en Roosendaal nog maar weinig tot geen vindplaatsen aangetroffen die ouder zijn dan de Late Middeleeuwen. Dit stelde het RCE rapport NAR 051 en tijdens de NBAG voorjaarsstudiedag 2017, synthetiserend onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis van het westelijk Brabants zandgebied, aan de hand van gravend onderzoek tussen 1997 en 2013, duidelijk vast. Dit is niet omdat het gebied onbewoonbaar was, maar eerder te wijten aan een gebrek aan archeologisch onderzoek. Na 2013 hebben er echter drie onderzoeken plaatsgevonden die dit hiaat opvullen. Ter plaatse van Nispen aan de Essenseweg zijn er gebruiksvoorwerpen en plattegronden uit de IJzertijd en Romeinse Periode aangetroffen (2015-2016). Aan de Bulkstraat te Wouw zijn er nederzettingsterreinen uit de Midden en Late IJzertijd vastgesteld (2017-2019), ook is hier een zeldzaam fragment van een ovenrooster gevonden. Bij een Archeologische Begeleiding bij de aanleg van een drinkwater transportleiding tussen Wouw en Roosendaal zijn er eenentwintig (Late) IJzertijd nederzettingen en één midden-Romeinse vindplaats aangesneden (2016-2017). Dit laatste onderzoek was als het ware een lange proefsleuf door het landschap tussen Wouw en Roosendaal. Vermoedelijk is er permanente bewoning tussen 250 voor en 270 na Chr. geweest. De conclusies van de onderzoeken zijn o.a. dat tussen het veen en de te natte delen er intensieve bewoning in de Midden IJzertijd tot en met de midden-Romeinse Tijd is geweest en dat de bewoning zich bevond op de hoger gelegen delen van dit landschap; op de dekzandruggen en de flanken. De onderzoeken benadrukken en bevestigen dat dit gebied, omringd door natte veengronden en tot voor kort een 'blinde vlek', een hoge archeologische verwachting waarmaakt.


Hendrik Uleners

Bewoning vanaf de vroegste Romeinse periode tot in de laat-Romeinse tijd in de Maasvallei, onderzoek Cuijk-De Nielt

De derde lezing worden verzorgd door Diederik Habermehl. Diederik behandeld het archeologisch zeer rijk gebied in de Maasvallei.

De Nielt bij de gemeente Cuijk is een relatief hoog gelegen rivierduincomplex. Al duizenden jaren is het een aantrekkelijke plaats om te wonen. Middels een hoogte kaart werd door de spreker chronologisch de diverse bewoning getoond. Zie ook NAR 044. Vooral uit de Romeinse periode zijn er bijzondere zaken naar boven gekomen. Daardoor is een zogenaamde palimpsest ontstaan: een opeenstapeling (en vermenging) van sporen en vondsten uit de periode tussen het Mesolithicum en de Nieuwe Tijd. Anders dan veel prehistorische sporen zijn de Romeinse resten relatief goed bewaard gebleven. Al vroeg in de 1ste eeuw na Chr. groeide de nederzetting op De Nielt uit tot vier gelijktijdige erven (met huizen, spiekers en kuilen). De huizen waren gebouwd op de flanken van de rivierduinen. De toppen zelf waren in gebruik als akkers en in de natuurlijke laagtes zal het vee zijn geweid. Bij de huizen gaat het vooral om korte, tweeschepige constructies (type Alphen-Ekeren of varianten daarvan). Verder zijn er ook twee langere huizen met een deels twee-, deels driebeukige constructie gedocumenteerd. Vanaf de latere 1ste eeuw nam de landbouw toe in intensiteit. Verschillende huizen werden verlengd, waarschijnlijk om meer stal- en opslagruimte te creëren. Een van de huizen groeide daardoor van 14 m naar 35 m lengte! Ook verschenen er vanaf deze periode grotere bijgebouwen, vond er bemesting plaats en werden ook de minder gunstige delen van het landschap in gebruik genomen voor akkerbouw. In de 3de eeuw werd ambachtelijke productie belangrijker. Zo vinden we op De Nielt aanwijzingen voor een pottenbakker en een bronssmid. In het huis van deze smid lag een depot van smeltbrons, waaronder delen van wat ooit een levensgroot beeld moet zijn geweest. De meest bijzondere vondst is echter een unieke muntschat die in de hoek van dit huis was begraven. In een aardewerken beker waren twee houten bekers geplaatst, met daarin 140 zilveren munten en 70 korrels zwarte peper uit India. Met mooie sheets werd het zeer bijzondere werk van restauratieatelier Restaura gepresenteerd aan de deelnemers. De pot is in de onrustige periode omstreeks 260 na Chr. begraven en had destijds een waarde van ca. twee maandsalarissen van een Romeinse soldaat. In de laat-Romeinse tijd verschijnen er nieuwkomers op De Nielt. De hutkommen, het aardewerk en de metalen objecten wijzen op een Germaanse herkomst van over de Rijn. De Germaanse mannen lijken een rol gespeeld te hebben in het Romeinse leger. Waarschijnlijk verdedigden zij de belangrijke brug over de Maas, ter plaatse van het castellum van Cuijk. www.sobresearch.nl


Pot met munten

Diederik Habermehl

Landelijke wonen op de Maaskant. Romeinse bewoning in onbekend gebied, archeologisch onderzoek Vinkel

Na de lunch, de vierde lezing door Martijn Bink. Martijn is werkzaam bij VUhbs archeologie, dat is sinds 1997 het archeologisch opgravingsbedrijf van de Vrije Universiteit Amsterdam.

In 2019 vanaf 13 mei en 7 juni heeft VUhbs archeologie een opgraving uitgevoerd tussen de Koksteeg en de Vinkelsestraat te Vinkel. Dit omdat door voetbalvereniging EVVC te Vinkel een kunstgrasveld werd aangelegd. Tijdens deze opgraving werd een deel van een Romeinse nederzetting opgegraven. Op een oppervlakte van ca. 6800 m2 werden de plattegronden van tenminste 16 gebouwen, meerdere spiekers (graanschuurtjes van vier tot negen palen), elf waterkuilen en waterputten en meerdere perceleringsgreppels en palissaden aangetroffen. De gebouwen liggen merendeels in twee parallelle rijen naast elkaar. Tussen deze rijen werd een vierkante omgreppeling van 21 x 19 meter aangetroffen waarbinnen een waterput en een 8 palig gebouw gelegen was. Sommige van gebouwen zijn meerdere keren op dezelfde plaats herbouwd. De meeste gebouwen zijn typologisch in de Oss-Ussen typologie te plaatsen, waarbij sprake is van een deels twee- deels driebeukige plattegrond. Daarnaast is een gebouw aangetroffen dat niet in bestaande typologieën te vatten is. Het gebouw heeft een driebeukige plattegrond met dubbel geplaatste wandstijlen en meet 20 bij 7,5 m. Qua typologie zou een dergelijk gebouw eerder in de Vroege IJzertijd te plaatsen zijn dan in de Romeinse tijd, maar het gebouw dateert zonder twijfel uit de Romeinse tijd. Mogelijk betreft het een zeer groot horreum of graanschuur, maar ook een woonfunctie valt niet uit te sluiten. Archeologie blijft verrassen.


Martijn Bink

Bewoning in de Baronie op de Eikberg te Bavel, Landelijke bewoning in de 16e en 17e eeuw in West-Brabant

De vijfde lezing werd verzorgd door Elisabeth de Nes. Elisabeth werkt als KNA archeoloog bij de gemeente Breda.

Op sprankelende wijze heeft Elisabeth het archeologisch onderzoek in de Baronie bij het gehucht Eikberg te Bavel gepresenteerd. De landelijke bewoning in de 16e en 17e eeuw in West-Brabant daar weten we niet zoveel van. Uitgebreid archeologisch onderzoek in het plangebied 'Eikberg Gilzeweg' te Bavel, in het zuidoosten van de gemeente Breda, heeft de archeologen van de gemeente Breda een schat aan informatie opgeleverd. In totaal zijn er verspreid over 46 werkputten 874 spoornummers uitgedeeld en 4169 vondsten en monsters verzameld. Het archeologische onderzoek heeft in totaal zes vindplaatsen opgeleverd, waarvan er vier bestaan uit sporen van bewoning en activiteiten vanaf de late middeleeuwen tot en met de vroege zeventiende eeuw. Zoals vooraf werd verwacht zijn er sporen van het gehucht Eikberg aangetroffen. Hoewel er geen enkele gebouwplattegrond teruggevonden is, zijn er ten minste drie woonerven opgegraven. De interessante greppelsystemen met hun zigzaggende verloop zorgden voor een levende discussie bij de deelnemers. Ook werd de aanwezigheid van een herberg bij het gehucht Eikberg vastgesteld door een grote hoeveelheid vaatwerk. De scherven van tientallen keramieken objecten, met name eet- en drinkgerei, werden teruggevonden in een sloot naast de voormalige herberg. Vele vondsten werden gepresenteerd; zoals een karrewiel gevonden onderin een waterput, organische resten van buxus en druif, een houten luikje, een houten schooltas, een zeldzame ringvaas met uilenbekers, wijnvatdelen met merktekens en een houtenpompconstructie. De uitwerking van alle bewoningssporen, gecombineerd met de analyse van de grote hoeveelheid vondstmateriaal heeft enerzijds een goed beeld opgeleverd van het gehucht Eikberg, maar heeft ook nieuwe vragen doen rijzen. Bijvoorbeeld over welvaart binnen het gehucht, en over het (plotseling) verlaten van de erven. In de vroege 17e eeuw verdwijnt de bewoning waarschijnlijk als gevolg van Tachtigjarige Oorlog (beleg 1624 door Spinola).


Elisabeth de Nes

Landelijke bewoning in Midden-Brabant. Recent archeologisch onderzoek aan de zuidrand van Tilburg. Een diachroon overzicht van de resultaten

Na een korte pauze werd de laatste lezing van de studiedag verzorgd door Guido van den Eynde. Guido is sinds 2008 werkzaam als archeoloog bij de gemeente Tilburg. Ook is Guido 18 jaar werkzaam geweest bij de gemeente afdeling archeologie van Breda. Dus een kenner van een groot gedeelte van midden Brabant. Deze keer behandeld Guido het archeologisch onderzoek aan de zuidrand van Tilburg.

Het gebied tussen de gemeenten Tilburg en Goirle wordt sinds 2000 grootschalig en in hoog tempo heringericht en bebouwd. Dat het bebouwen vanuit Tilburg en Goirle heeft plaats gevonden werd door Guido's PowerPoint presentatie met diverse sheets chronologisch aangetoond. Het archeologisch belang van het gebied is sinds het midden van de jaren '80 bekend dankzij het onderzoek van de voormalige AWN-afdeling Midden-Brabant in de deelgebieden Stappegoor in Tilburg en De Groote Akkers in Goirle. Meer recent zijn op een aantal plaatsen omvangrijke opgravingen uitgevoerd. In de lezing werd voor het eerst een overzicht gegeven van de resultaten van het archeologisch onderzoek tot op heden. Door de bebouwing is momenteel van de hoogte verschillen weinig meer te ervaren. Middels een hoogte kaart werden de voormalige waterlopen De Katsbogte en de Korvelte waterloop weergegeven. Op de naast gelegen hogere terreinen zoals op, Het Laar, Tradepark, Surfplas, Willemsbuiten, Huzarenwei, Willem II kazerne, Zuiderpark en HaVeP zijn de archeologische sporen aangetroffen. De oudste sporen dateren uit het vroeg-mesolithicum en wijzen op kleinschalige activiteiten in het gebied. Uit de midden-bronstijd dateren de eerste, volledig opgegraven boerenerven. Vanaf de ijzertijd lijkt het grootste deel van het gebied bewoond. Bijzonder is de laat-Romeinse / vroegmiddeleeuwse bewoningsperiode waarvan zeer recent mogelijk een vierde vindplaats is aangetroffen. Vanaf de Laat Merovingische tijd zijn nederzettingen aanwezig waarvan de bewoningslijn waarschijnlijk doorgetrokken kan worden via de Karolingische tijd tot de laatmiddeleeuwse gehuchten Korvel, Oerle en Abcoven, buiten het onderzoeksgebied. De bewoning verdween daarna grotendeels uit het gebied en er ontstond een landschap met een afwisseling van bouwlandcomplexen, wei- en hooilanden in de beekdalen en heidegebieden welk tot het begin van de 20e eeuw bleef bestaan.


Guido van den Eynde

Sluiting

Rond 16.30 uur sluit de voorzitter de studiedag af met dank aan alle betrokkenen.