Boeren in de prehistorie
Verslag studiedag 06-04-2014
Verslag van de voorjaarsstudiedag: "Boeren vanaf de Prehistorie" , gehouden in
café-zaal 't Vrijthof te Oirschot. Georganiseerd door het Noord-Brabants
Archeologisch Genootschap i.s.m. Brabants Heem.
Opening
Om 10.35 uur opent Peter van Nistelrooij, voorzitter van het NBAG, de dag. Hij
meldt dat het programma wegens ziekte van Johan Verspay (Universiteit Amsterdam)
is aangepast en bedankt Fokko Kortlang hartelijk die bereid is om in te vallen
en een lezing te verzorgen over Veldhoven. De deelnemers hebben bij aankomst de
syllabus ontvangen met voorop het aangepaste programma. De voorzitter gaat daarna
kort in op het thema: boeren vanaf de prehistorie tot in de huidige tijd.
Hierna kondigt hij de eerste spreker aan en uit zijn waardering voor diens
gedrevenheid bij het overdragen van archeologische kennis. In zijn studietijd
kreeg het archeologisch talent Stijn Arnoldussen de prestigieuze W.A. van Es prijs
voor zijn scriptie. Bijzonder is dat hij deze prijs in 2008 nogmaals won voor de
beste dissertatie met zijn proefschrift A living landscape. Bronze Age settlement
sites in the Dutch river area (c. 2000-800 BC). Inmiddels heeft hij vele
publicaties voortgebracht. Zijn huidige werkgever is het Groninger Instituut voor
Archeologie waar hij Universitair docent Late Prehistorie is.
Van ard en akker: de akkerbouw van de Nederlandse metaaltijden
Spreker Stijn Arnoldussen begint bij de het ontstaan van de landbouw, omstreeks 13.000 v.Chr.
in de regio waar nu Libanon, Syrië en Noord Irak liggen. Waar de domesticatie
(het in huis brengen van dieren, domus is huis) en het bewerken van het land
begon. Vanuit deze regio komen de schapen, runderen, geiten, varkens en granen
via twee routes, over midden Europa en langs de kust, naar het noordwesten van
Europa. Omstreeks 5.500 v.Chr. ontstaan in Nederland de eerste
landbouwgemeenschappen, 'de bandkeramiekers'. De omwenteling van 100%
jagen/verzamelen naar landbouw ging geleidelijk. Rond 3000 v.Chr. was landbouw
het belangrijkste middel van bestaan. De eerste boeren bewerkten het land met
een hak. De neolithische technologische innovaties zoals het wiel en de
haakploeg (ook wel ard of eergetouw) zijn beeldbepalend in dit tijdperk.
Prehistorische ploeg (ard of eergetouw)
In de bronstijd ontstaat een landbouwsysteem waar akkerbouw en veeteelt elkaar
ten dienste zijn. Dit agrarisch systeem is succesvol, maar lijkt ook zeer
behoudend te zijn geweest: ongeacht in wat voor landschappen de bronstijdboeren
zich vestigden, overal lijken ze een zelfde verhouding van diersoorten en granen
in hun bedrijfsvoering toe te passen. Aan de gevonden ploegsporen is te
constateren dat de akkers dicht bij de boerderijen lagen. Het vee leefde bij de
mensen in huis. Rundvee was veruit de belangrijkste soort. Een rund kon dienst
doen als trekdier, de mest was belangrijk voor verbetering van de
bodemvruchtbaarheid. En uiteindelijk kon het rund "op de BBQ" en werden hoofd
en horens nog gebruikt voor rituelen.
Pas met de ingang van de ijzertijd lijken de boerengemeenschappen er een
bedrijfsvoering op na te houden die een landschappelijke sensitiviteit
weerspiegelt: nieuwe landschapszones zoals kweldergebieden en veengordels
worden nu ook gebruikt voor akkerbouw. Vergeleken met de bronstijd zijn de
ijzertijdboeren flexibeler en passen zich goed aan, aan wat de omgeving te
bieden heeft. In hoofdzaak lijkt het hierbij om een kleinschalige,
zelfvoorzienend landbouw te handelen, met weinig aanwijzingen voor
surplusproductie en intensivering.
Het schaap en de geit worden naast het rund belangrijker. Het paard doet zijn
intrede. Het landschap wordt opener en er komt meer diversiteit in de geteelde
gewassen. De ard wordt technisch verbeterd door het gebruik van een ijzeren
schoen waardoor men meer land kon bewerken. Een van de mogelijke schaarse
aanwijzingen voor een intensivering van de landbouw zijn de raatakkersystemen
die we kennen onder de Engelstalige term 'Celtic fields'. Dit zijn uitgestrekte
(soms wel 70-210 ha) grote systemen van door wallen begrensde akkers. Hoewel de
reconstructies van dit type landbouw een grote mate van detail tonen, is er
eigenlijk bedroevend weinig bekend over dit akkersysteem: Wat is de ouderdom
ervan? Welke gewassen werden erin geteeld? Werd er inderdaad ook binnen de
Celtic fields gewoond? Wat was de functie(s) van de wallen?
Reconstructietekening van een raatakker of Celtic field (© Provincie Drenthe / Drents Museum)
Om deze vragen te beantwoorden is er in diverse landschapszones van Nederland
meerjarig onderzoek verricht naar Celtic fields, waarbij een combinatie van
dateringsonderzoek, geochemisch en palaeobotanisch onderzoek is gebruikt om
bovenstaande vragen te beantwoorden. Er zijn tot nu toe door Arnoldussen vier
locaties onderzocht. In het noorden Zeijen- Noordse veld (2010), Wekerom/Lunteren
(2011), Herkenbosch-Meinweg (2012) en Someren-Hoenderboom (2012-2014). Op deze
laatste locatie heeft men geluk dat de raatakkers onberoerd zijn aangetroffen.
Minutieus worden de wallen onderzocht op sporen. De profielen zijn de
belangrijkste informatiebronnen.
Het totale onderzoek zal meer informatie geven
over: waar de wallen uit zijn opgebouwd, of de grond van de wallen van elders
komt, hoe oud het raatakkersysteem is, of er mest en huisvuil naar de akkers is
gebracht en waarom het systeem buiten gebruik is geraakt. Ook dit jaar wordt door
Arnoldussen in de raatakkers van Someren verder onderzoek gedaan.
Stijn Arnoldussen
Een archeobotanische en palynologische kijk op de landbouwgeschiedenis van Noord-Brabant
In deze lezing gaat spreker Henk van Haaster in op archeobotanisch en
palynologisch onderzoek van de Noord-Brabantse landbouwgeschiedenis. Henk is
sinds de oprichting in 1994, partner in BIAX Consult. De voorzitter struikelde
over de woorden archeobotanisch en palynologisch, die eenvoudigweg betekenen
het analyseren van plantaardige resten uit archeologische opgravingen
(archeobotanie) en onderzoek naar vroegere vegetaties aan de hand van oude
natuurlijke afzettingen (paleobotanie).
Door dit onderzoek is in de afgelopen decennia veel informatie verkregen over de
landbouwgeschiedenis van ons land, vanaf de eerste boeren ( zo'n 7300 jaar
geleden) tot de moderne tijd (16e eeuw). Dit betreft niet alleen cultuurgewassen,
maar ook onkruiden die op akkers en in tuinen groeiden. Onkruiden vertellen veel
over de omstandigheden op de akkers en de gebruikte agrarische methoden en
technieken. Landbouw is een late uitvinding, gezien de tijd dat de mens op de
aarde rondloopt. Naast het verzamelen en jagen wordt er in het begin eenvoudig
geboerd door o.a. platbranden, wegnemen van concurrentie, selectie en bevoordelen
van bepaalde gewassen en dieren. Men maakte gebruik van in de natuur voorkomende
etenswaren.
Sociaal gezien was de landbouw voor de mensen een hele omschakeling. Van
nomadisch naar sedentair, van rondtrekkende jagers naar een vaste woonplaats.
Het voedsel moest ineens geplant worden en voor lange tijd bewaard. Er ontstonden
meer ziektes door het dicht op elkaar wonen en door het samenwonen met dieren.
Veel dierziektes zijn overgegaan op mensen. Door pollenonderzoek aan
veenprofielen is veel informatie verkregen over veranderingen in het landschap
tijdens de afgelopen duizenden jaren en de rol van de akkerbouwende mens daarin.
Na het neolithicum zie je aan de pollen dat er minder bos is en meer open
gebieden. In de metaaltijden komen er steeds meer open gebieden. In de bronstijd
is er een overgang van naakte gerst naar bedekte gerst. Erwt, duivenboon en vlas
verschijnen. In de ijzertijd verschijnen haver, spelt, huttentut en maanzaad.
De Romeinen brachten een heel scala aan nieuwe gewassen mee zoals; hennep,
selderij, dille, kers, biet, appel, koriander, walnoot, kastanje en rogge. Op het
einde van de Romeinse tijd zie je een sterke afname van akkerbouw en komt er
weer meer bos. In de middeleeuwen zie je weer een drastische afname van bos en
een enorme toename van landbouw,naast enorm veel nieuwe gewassen en intensivering
van de landbouw, zoals continue verbouw van winterrogge. Een bijzonder plantje,
de ratelaar, zegt iets over de cyclus van potstalmest, akker, brood, beerput
naar akker.
Henk van Haaster
Over gerst en gierst, koriander en koeien.
Voedselproductie en -consumptie in de Romeinse tijd.
In de derde lezing behandelt Henk Hiddink (V.U. Amsterdam) de landbouw en
veeteelt in de Romeinse tijd. In de ijzertijd werden ook de leemarme zandgronden
beakkerd. In de Romeinse tijd werden alleen de leemrijke akkers gebruikt, met
vaste nederzettingen. De vruchtbare lössgebieden komen in Nederland alleen voor
in Zuid-Limburg. De grote villas lagen voornamelijk in België en Duitsland, maar
in Hoogeloon lag ook een heel mooie. Omdat bodemvruchtbaarheid laag is, blijft
akkerbouw ook in de Romeinse tijd lastig op zandgronden. Op veel plaatsen
bestond gevaar voor bodemdegradatie, maar akkerbouw was wel de belangrijkste
component van het gemengd bedrijf. Er is weinig informatie over de ligging,
omvang en vorm van de gebruikte veldsystemen. Alleen met de in Oss vergaarde
kennis van landschapsindeling en veldsystemen is er een overzicht te maken.
Door de omvangrijke opgravingen in Oss is er een compleet Romeins landschap te
reconstrueren. Met een centrale woonkern, kleinere satellietwoonplaatsen en
begraafplaatsen.
De Brabantse boeren hadden geen overproductie die aan de Romeinen verhandeld
kon worden. Dit is af te lezen aan de kleine spiekers of voorraadhuisjes. Het
Brabantse landschap biedt goede mogelijkheden voor veeteelt. Er was veel
grasland en heide, maar surplusproductie van vee voor verkoop op de markt is
lastig te bewijzen. Voor de villa van Hoogeloon, gebouwd in de 2e eeuw, zijn
er aannames dat het vee dat daar is verzameld, op de hoef naar Tongeren is
gebracht en daar is verkocht en geslacht.
Villa Hoogeloon 190-210/240 na Chr.
De villa was niet alleen een centrum van productie, maar ook vooral een plaats
met een omvangrijke consumptie. Het dierlijk bot is slecht geconserveerd in de
kalkloze zandgrond en hangt primair samen met consumptie, niet met verkoop. Op
de onderzoekslocatie Hoogeloon-Kerkakkers zijn, dankzij kalk in het puin van
de villa, 2566 botfragmenten gevonden. In de volgende concentraties: rund
(52 %), schaap (29 %),varken (15 %) en paard (4 %). Er zijn ook bijzondere
etensresten gevonden van kip, gans, duif, eend, taling, vos, das, ree, haas,
paling, oester, kokkel, mossel, wijngaardslak, dille, koriander, knoflook,
walnoot, appel, pruim, wijn en olijfolie.
Henk Hiddink
Een nieuw verleden voor Veldhoven
De ingelaste lezing door Fokko Kortlang (directeur ArchAeO, Archeologische
Advisering en Ondersteuning) staat in het teken van Veldhoven. Hoewel de lezing
niet toegespitst is op het thema van de studiedag bestaat de bevolking van
Veldhoven, in de periode die Fokko beschrijft, voornamelijk uit boeren.
Veldhoven ligt in de Roerdalslenk (voorheen Centrale Slenk), aan de Feldbissbreuk.
Met een hoogteverschil van 7 - 8 meter van hoogste naar laagste deel (ca. 26 m +
NAP - 18 m + NAP). Het kaartje hieronder geeft een goed beeld van de droge en
natte gebieden. Het landschap verandert nauwelijks tussen ca. 1300 en 1950.
Veldhoven is archeologisch al decennia bekend om zijn grafheuvels en Merovingische
grafvelden. Vele vermaarde archeologen (beroeps en amateurs) hebben hun bijdrage
geleverd, zoals in de beginjaren; C.R. Hermans en P.N. Panken, later W. Glasbergen
en Gerrit Beex.
Er zijn 34 grafheuvels opgegraven (kwadrantenmethode), een flink aantal is
gerestaureerd. Er is pollenonderzoek verricht, houtskoolanalyses en C-14
onderzoek. Kees Braat, Cornelis Rijken, Jacques Cuijpers en Theo van de Ven
speelden een rol. De laatste is de initiatiefnemer voor de bronzen educatieborden
bij Halve Mijl-Toterfout. In de jaren daarna zijn o.a. door Nico Arts en Jacques
Bijnen t.g.v. de grootschalige uitbreiding van Veldhoven vele archeologische
opgravingen uitgevoerd.
In 2009 heeft de gemeente Veldhoven een eigen gemeentelijk archeologiebeleid
vastgesteld. Het beleid is weergegeven in bestemmingsplannen met regels zoals een
Archeologische beleidskaart. In 2013 is dit beleid geactualiseerd op basis van
het vele archeologische onderzoek. Sinds 2008 zijn er aan de Zilverackers
(Oerle-Zuid) veel nieuwe archeologische ontdekkingen gedaan, zoals een huis uit
het Neolithicum (ca. 3000 v Chr). En er zijn twee boerderijen uit de Late
IJzertijd opgegraven en een deel van een inheems-Romeinse nederzetting (10 huizen,
twee waterputten enkele bijgebouwen, begrensd door een rechthoekige greppel) uit
de jaren 150 - 200/250 na Chr. Een opmerkelijke vondst is een dolium met oud ijzer,
waarschijnlijk een werkvoorraad van een smid. Ook zijn er twee boerderijen uit
de Vroege Middeleeuwen (ca. 8ste eeuw) ontdekt.
In Habraken zijn 5 huizen uit het Neolithicum onderzocht (lengte 42, 32, 26 m x
breedte 6 m, Vlaardingen-Stein groep ca. 2900 - 2600 v Chr.). Er zijn 10 gebouwen
uit de Midden Bronstijd (8 - 17 m lang x ca. 6 m breed, Hilversumcultuur, ca.
1500 - 1300 v. Chr.) en een boerderijerf uit de Volle Middeleeuwen (13de eeuw)
opgegraven. Met recht kan gezegd worden dat de oudste geschiedenis van Veldhoven
opnieuw kan worden geschreven.
Fokko Kortlang
Agrariërs en archeologen als bondgenoten
Is de hedendaagse landbouw een bedreiging voor het archeologisch erfgoed of
juist mede een hoeder van dat erfgoed?
De laatste spreker, Tonnie van de Rijdt, maakt deel uit van het NBAG bestuur en
is landelijk voorzitter van de AWN. Vanuit deze functie is zij zeer bedreven om
de archeologie een juiste plek te geven in onze samenleving. Wat in de bodem nog
rest aan archeologische waarden ligt voor een deel in agrarisch gebied. De
landbouwtechnieken van de laatste decennia hebben al veel archeologische sporen
beschadigd. We moeten zuinig zijn op wat we nog hebben. Dat gaat alleen lukken
als ook boeren dat belang zien en mee willen werken aan een zo goed mogelijk behoud.
Archeologen en agrariërs moeten bondgenoten worden en op zoek gaan naar wat hen
bindt. Op de eerste plaats zullen archeologen de kennis uit archeologisch onderzoek
over het boerenverleden veel meer naar boeren zelf moeten brengen. Dat voor deze
dag ook ZLTO-afdelingen zijn uitgenodigd is al een stap in de goede richting. Ik
wijs ook op het project 'Zonder boer geen voer' en de tentoonstelling in het
Boerenbondsmuseum in Gemert. Archeologen en boeren kunnen elkaar ook versterken.
Twee voorbeelden: archeologie levert kennis over oude teeltwijzen, gewassen,
gebruik van gronden en de veeteelt. Nu in de landbouw duurzaamheid en zorgvuldig
omgaan met natuurlijke middelen meer aandacht krijgen zou dat wel eens nuttige
informatie voor hedendaagse boeren kunnen zijn, Zo is bijv. door Theo de Jong
(stadsarcheoloog Helmond) onderzocht wat koeien en een paard aten als ze vrij
rondliepen in het veld. Het idee is nu, mogelijk in Bladel, op basis van die
gegevens een 'voedzame weide' aan te leggen. Dit soort onderzoeken zijn er nog maar
weinig en er is tot nu toe nauwelijks uitwisseling tussen wat archeologen weten en
de hedendaagse landbouw. Archeologie van landbouw en veeteelt, zoals op de studiedag
wordt gepresenteerd, zou een vaste plek moeten hebben in de onderzoeksagenda en
vooral ook vertaald moeten worden naar het heden. Een tweede voorbeeld betreft
geofysisch bodemonderzoek. Archeologen willen beter weten wat er op welke plekken nog
aan archeologisch materiaal te verwachten is. Wellicht kunnen boeren daarbij helpen.
Een nieuwe ontwikkeling is de precisielandbouw.
ZLTO stimuleert en ondersteunt dat.
Precisielandbouw maakt gebruik van de eigenschappen van de bodem en stemt daar het
teeltplan op af. Er is dus gedetailleerde kennis van de bodem nodig en hiervoor
worden geavanceerde methoden gebruikt zoals magnetometingen, weerstandsmetingen en
elektromagnetische technieken.
Methoden die ook voor archeologisch onderzoek in opkomst zijn.
ZLTO verkent, in overleg met ons, de haalbaarheid van proefprojecten.
Het gebruik van deze technieken voor archeologie is zich nog aan het ontwikkelen.
Het lijkt mij zeker de moeite waard kennis hierover te delen en elkaar mogelijk te
versterken.
Tonnie van de Rijdt en Peter van Nistelrooij
sluiting
Rond 16.00 uur sluit de voorzitter van het NBAG de studiedag af met dank aan alle
betrokkenen. Met bijna 70 aanwezigen, de hoge kwaliteit van de lezingen die alle
uitstekend geïllustreerd werden en een goede verzorging door Café-zaal 't Vrijthof
kunnen we weer op een zeer geslaagde studiedag terugkijken.
Namens het Noord-Brabants Archeologisch Genootschap,
Peter van Nistelrooij