Toponiemenonderzoek en archeologie
Verslag studiedag 09-12-2018
Verslag van de najaarsstudiedag: "Toponiemenonderzoek en archeologie".
Inleiding
Om 10.30u start de studiedag met een inleiding van de voorzitter Peter van Nistelrooij:
Het bestuderen van de herkomst van toponiemen, het woord komt voort uit het Oudgrieks en
betekend plaatsnaam, is een uitdagend onderzoeksveld wat tot verrassende relaties of
verbindingen kan geven met het verleden. Toponiemen onderzoek maakt gebruik van historische
kaarten om de vroegste benaming van een locatie op te sporen of om een plaatsnaam te linken
aan bepaalde landschapskenmerken. Het gaat hierbij om namen van bijvoorbeeld akkers, weilanden,
beemden, heidevelden, bossen, individuele bomen, hekken, waterlopen, hoogtes en laagtes en alles
wat maar een naam kan hebben. De toponiemen vormen de weerslag van de kijk van de vroegere
boeren op het landschap met zijn begroeiing en dierenwereld. Het onderzoek levert belangrijke
gegevens voor het opsporen van uit archeologisch oogpunt belangrijke plaatsen. Toponiemen als
burg, tommel, kerkhof en steen wijzen op archeologische vindplaatsen. Voor het opstellen van
cultuurhistorische en archeologische waardekaarten vormen de veldnamen dus een uitermate
interessante bron.
In het ochtendprogramma wordt het toponiemenonderzoek en de relatie met archeologie behandeld
en in het middagprogramma allerlei interessante case studies.
Namen en plekken: plaats- en veldnamen in het onderzoek naar de geschiedenis van het landschap.
De eerste lezing werd verzorgd door Hans Renes. Hans studeerde sociale geografie aan de Rijksuniversiteit
Utrecht tussen 1972 en 1979, waarbij hij zich specialiseerde in de historische geografie. Daarnaast
bekwaamde hij zich in de agrarische planologie aan de Landbouw hogeschool in Wageningen. Hans is als
hoogleraar werkzaam op de Vrije Universiteit en op de Universiteit van Utrecht.
In zijn introductie over de plaats- en veldnamen in het onderzoek naar de geschiedenis van het landschap,
nam Hans als voorbeeld zijn woonplaats Leusden. De gevonden informatie, zoals de oudste naamsvermelding
Lisiduna, de diverse archeologische opgravingsgegevens, het grondgebruik, bossen en heidevelden gaven de
aanwezigen een beeld over Leusden. Het boek, Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200, uitgegeven in
1985 en een prisma, Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie, zijn twee boeken waar men veel informatie
uit kan halen. Landkaarten komen niet altijd overeen met illustraties die vaak bedoeld zijn om een bepaald
beeld te geven over een plek. Veldnamen zijn vaak gekoppeld aan het landgebruik. Denk aan de Oude Eng of
Koeweide. Met het landschap verandert of verplaatst ook een deel van de namen. Ook de flora veranderd in de
tijd. Andere blijven bestaan. Toponymie is een dynamische gebeuren waarbij je alert moet zijn op de
veranderingen. Plaatsnamen in relatie met de ouderdom van de bewoning is ten oosten van Zuid-Limburg
wetenschappelijk onderzocht. Vele verschuivingen hebben in de tijd plaats gevonden. Ook enkele huidige
plaatsnamen uit de Romeinse limes zijn naar de Romeinse tijd te herleiden (Nijmegen, Utrecht, Alphen en
Maastricht) of hebben juist een andere naam gekregen (Brittenburg, Valkenburg en Roomburg). Naar de
Merovingische en Karolingische Tijd zijn nog enkele heemnamen te herleiden. De meeste in Vlaanderen en
Friesland. Plaatsnamen en bevolkingsgroepen. Vooral de politiek en de machthebbers bepaalden of namen
wijzigen. Denk bijvoorbeeld aan een plein in Berlijn wat in de communistische tijd veranderd van Kaiserplein
naar Leninplein en nu weer Platz der Vereinten Nationen heet. Plaatsnamen die toegeëigende zijn, namen
van Nederlandse, Engelse en Franse ontdekkers. De naam van het eiland Tasmanië komt van zijn Nederlandse
'ontdekker'. Herkomstplaatsen van de kolonisten gegeven aan nieuwe ontwikkelde plaatsen, zoals New Amsterdam
of New York. Deze Europese namen contrasteren met de namen die de lokale bevolking gaf. Die namen koppelen
vaak de eigenschappen van plekken aan herinneringen. En ook dat kan weer veranderen naar de voorlaatste naam.
Ook een tijdsbeeld is dat namen geschreven worden in de 'oude' taal zoals in Friesland gebeurd. Bolsward =
Boalsert. Nu staat de Nederlandse versie nog boven de Friese versie, ook dat kan wisselen.
De tweede spreker is Christ Buiks. Christ is bioloog en streekhistoricus. En is de toponiemendeskundige over
de Baronie van Breda. Met behulp van een stift, flipover en een helder geest van de spreker werd er veel
informatie met de aanwezigen gedeeld.
Toponiemen ofwel veldnamen zijn namen van akkers, weilanden, heidevelden, bossen, polders, gebieden, nederzettingen,
afzonderlijke bomen en dergelijke. Een aparte groep vormen de waternamen en de huis/boerderijnamen. In het gebied de
Baronie (15 dorpen en één stad) zijn deze veldnamen in de loop van enkele decennia verzameld uit archieven en uit
de volksmond. Dat leverde een enorme berg aan namen op: naar schatting tussen de 50 en 100.000. Van ruim de helft van
de dorpen verscheen al een monografie, de overige zitten in de pijplijn. Toponiemen zijn de weerslag van de kijk van
onze voorouders op het landschap, de landbouw, de bossen etc. Zij verstrekken informatie over hoe het landschap in de
verschillende eeuwen er uitzag. Voor de verklaring van toponiemen moeten allerlei andere disciplines ingeschakeld
worden, zoals landbouwgeschiedenis, historische geografie, bodemkunde, bosbouw en ook archeologie, maar vooral de
taalkunde. De archeologie en de toponymie hebben allerlei raakpunten, waaraan in de literatuur eigenlijk nog niet
aandacht is besteed. We zullen voor de Baronie enkele elementen wat uitgebreider bespreken.
Dit element kan teruggaan op een relict uit de Romeinse tijd, een versterking uit de Vikingentijd, maar vaker op een middeleeuwse motte versterking en ook bestaan er vele modenamen met burg uit de 17e/18e eeuw. Burg kan verward worden met berg en etymologisch zijn beide ook wel verwant. In de Baronie zijn enkele bekende burgnamen: Burgst (eerste gevonden vermelding 1265), bij Princenhage, Kwalburg bij Alphen(1342), Aardenburg, Kreitenburg, Valkenburg, Rustenburg en vele andere.
Dit element komt niet erg frequent voor: Donderbos bij Den Hout (1325), Dondersteen, Donderblik, Donderven en en een handvol andere. Op de plaats het Donderbos zijn door Verhagen tientallen voorwerpen uit de IJzertijd en Vroege ME opgedolven. Bij het Donderblik op de grens van Rijsbergen/Princenhage werden misdadigers terecht gesteld.
Heem'woning, woonplaats' kan op het eind van een woord in de loop der eeuwen verdoffen tot -um, -om, -em, of -en. Heemnamen komen in de Baronie niet talrijk voor. Alphen is in elk geval de eerst vermelde in 709 Alfheim. Mertersem(1233) was de oude naam voor het dorp Princenhage. Cochem(1440) was ooit een nederzetting in de Gilse Dorpsakker en Belcrum (1377) was een bewoonde hoogte ten noorden van Breda.
Dit is een element dat vaak wijst op een oude boerderij, mogelijk een Einzelhof. Het woord betekent 'plaats waar een boerderij staat'. Vooral het toponiem Oude Hofstad is belangwekkend; het komt vrij frequent voor. Aearde(1354).
Dit element kan wijzen op een plaats waar stenen gebakken werden, dus een plaats waar leem in de ondergrond aanwezig was, of op een plaats waar stenen(Romeinse) gevonden werden. Het bakken van stenen werd pas in de 13e eeuw opnieuw geïntroduceerd. In de Baronie komt steen voor in diverse steenakkers en steenbergen. Op Steenakker onder Princenhage zijn veel Romeinse artefacten aangetroffen. Steelhoven onder Oosterhout heette aanvankelijk Steenlo: Sthenlo (1213).
In de Baronie komt meestal tommel (lat.Tumulus'grafheuvel' voor, in andere streken tom (tombe). In de Baronie is het element bekend in Baarle, Ginneken, Princenhage(twee maal), Sprundel en Zundert. Het element tommel lijkt beperkt tot de zandgronden van de Kempen. Soms is het toponiem vervormd met als resultaat bv. trommel en tuimel.In het gehucht Tommel (1415) onder Baarle zijn twee grafheuvels opgegraven. De tommels in de Baronie liggen meestal in de dorpsakkers. Lagen ze oorspronkelijk in de hei?
Voor het tweede gedeelte van de studiedag hebben, de NBAG organisatoren Ria Berkvens en Carlijn Hageraats, sprekers weten te strikken
die allerlei interessante casestudies hebben uitgevoerd.
Texandrië opnieuw bekeken
De derde spreker is Lauran Toorians. Lauran is een freelance historicus en linguïst ofwel beoefenaar van taalkunde.
Texandria is met wat variatie nog steeds een bekende en vaak gebruikte naam die breed wordt geassocieerd met Noord-Brabant.
Zo dragen vele verenigingen, sportclubs en bedrijven deze naam. Over de oorsprong van de naam is lang en veel gespeculeerd,
zowel voor wat betreft de etymologie (taalkunde) als over de historische herkomst en betekenis. Het is duidelijk dat die
betekenis in de loop van de tijd veranderde. Met Texandria werd een gebied aangeduid en dat gebied lijkt in de loop van de
tijd steeds groter te zijn geworden. Recent verscheen in een vriendenboek voor Frans Theuws het artikel 'Texandria revisited:
in search of a territory lost in time' door Arnoud-Jan Bijsterveld en ondergetekende (dit artikel is te vinden op internet).
Arnoud-Jan Bijsterveld ging daarbij in op de historische ontwikkelingen van het begrip, ondergetekende behandelde de
taalkundige aspecten.
De naam werd in de Romeinse tijd al vernoemd door Plinius de Oudere (overl.79), Naturalis
Historia IV. In het boek Gallia Belgica staat: 'tussen Schelde en Rijn wonen Taxuandri onder vele namen' (dit werk was in de
zevende en achtste eeuw bekend). De schrijver Ammianus Marcellinus, Res Gestae (circa 385) meldt: in 358 vallen Salische Franken binnen
'apud Toxandriam locum' (dit was marginaal bekend in de negende eeuw. In de laat Merovingisch & vroeg Karolingisch tijd zijn oorkonden
bekend uit de periode 709-785 en noemen plaatsen in pagus Texandrie. Clusters liggen tussen Alphen en Waalre en rond Overpelt. In het
begin van deze periode missioneerde Lambertus hier in Texandria. In de periode 814-914 neemt het gebied in omvang toe. Halverwege de
negende eeuw is er ook sprake van een comitatus. Van 950-1130 komt vooral in kerkelijke bronnen de naam. Tessenderlon (1135) voor.
Etymologie gaat over de vorm van 'woorden', over klanken. De klankontwikkeling van 'vormen' verloopt regelmatig. Via 'klankwetten'.
Betekenissen veranderen niet regelmatig en zijn niet in regels te vangen. Betekenis laat zich dus nauwelijks reconstrueren. Een mooi
voorbeeld is het woord arbeid, in de middeleeuwen betekende het ellende en het huidige woord ellende betekende in de Middeleeuwen
buitenlands. Het is dus heel erg opletten met oude namen verklaren naar de huidige betekenis.
De historisch vergelijkende taalwetenschap reconstrueert dan ook eerst en vooral 'vormen' (woorden, uitgangen e.d.m.). Die reconstructies
zijn nauwkeurig, maar niet gedateerd! In het woord Texandria ligt de Proto-Germaanse vorm *tehswo(n)- besloten. Dat woord betekende
'rechterhand' en van daaruit ook 'rechts' en - misschien verbazingwekkend - 'zuidelijk'. Een verband tussen individueel ervaren richtingen
(links, rechts, voor, achter) en de windrichtingen komt in meerdere talen voor en verschijnt ook vaker in toponiemen. Texandria past in
een rijtje: Swifterbant = 'noorder-land'. Teisterbant = 'zuider-land'. Texandria = 'zuidelijkst-land. Noord-zuid ten opzichte van wat? Hoe
oud is deze tegenstelling? (Texandria is al 'Romeins'!) Germaans, of toch Keltisch? In Germaanse talen alleen Gotisch taihswa 'rechts' en
Oudhoogduits zeso 'rechts'. Maar wel Teisterbant en Texandria, en Texel/Tessel 'het zuidelijke'. Dus? Deze namen zijn Keltisch of we raakten
een woord kwijt. Allebei mogelijk en allebei niet te bewijzen! De naam Texandria laat zich verklaren vanuit het Germaans (en ook uit het
oudere Proto-Indo-Europees). Er bestaan echter ook goede parallellen in Keltische talen en dat roept de vraag op of de naam ook Keltisch
zou kunnen zijn. Die vraag laat zich niet goed beantwoorden. Het kan, maar valt niet goed te bewijzen. Voor de betekenis maakt het niet uit.
Conclusie:
(1) We hebben nu een beter beeld van de etymologie van Texandria.
(2) Het is aannemelijk dat de naam sinds de Romeinse tijd in gebruik bleef.
(3) Het naamgevingsmotief, en dus de betekenis, blijft onduidelijk.
De Toponymie van Best, met de geschiedenis van het grondbezit en impressies van de herdgangen uit de jaren '50-'60
De vierde lezing werd met veel enthousiasme verzorgd door Paul Maas. Paul heeft onlangs samen met Daniel Vangheluwe en prachtig boekwerk over de
Toponymie van Best uitgebracht. Het is een studie van Paul Maas en Daniel Vangheluwe, en een productie van Stichting deKapellekes. Het boek werd op 23
november gepresenteerd in Best, in samenwerking met Erfgoedvereniging Dye van Best en de Gemeente Best. Deze samenwerking heeft eerder geleid tot het
boek 't Goet te Arle. Harrie van Vroenhoven als voorzitter en Chris Kastelijn en Kees Dekkers, hebben ieder op hun terrein geholpen bij ons onderzoek
en de presentatie ervan. Het onderzoek naar de veldnamen van Best startte in 2012 en is op wetenschappelijke wijze uitgevoerd. Straten(Oirschot) is ook
bij het onderzoek betrokken vanwege het belangrijke aandeel van deze herdgang in de geschiedenis Oirschot en dus ook van Best. In Straten, op Kasteren,
ligt een Romeinse vindplaats. In de verste verte weten we nog niet hoe groot de betekenis van die Romeinse aanwezigheid voor Best en Oirschot is geweest.
Er is met HAZA een gedigitaliseerde kadasterkaart gemaakt van geheel Best, die we hebben weten te koppelen aan het kohier van 1792 hetgeen veel
veldnamen leverde met de juiste ligging in het veld. Menig archiefgegeven hebben we daaraan weten te verbinden. Daarmee krijgt het landschap een
belangrijke plaats in ons onderzoek. Onze gegevens gaan doorgaans terug tot de 14e eeuw met een enkele uitzondering tot in 1107 waar, in een pauselijke
acte, 'wordt gesproken' over de bezittingen van de abdij van Sint-Truiden in Noord-Brabant waaronder ook Insula Dunc, dat wij in Straten menen te kunnen
lokaliseren. Het onderzoek heeft tot nu toe geleid tot het inzicht dat de Abdij van Sint-Truiden in Best en mogelijk ook in Oirschot grootgrondbezitter
was en dus grote invloed heeft gehad, met daarbij ook nieuwe inzichten over de achtergronden van de Heer van Oirschot. In het boek worden daarnaast ook
impressies gegeven, rijkelijk voorzien van foto's, over de herdgangen van rond de jaren '50-'60. Die impressies zijn gebaseerd op eigen herinneringen
en op interviews met personen uit die herdgangen. Daar werd uiteraard niet naar volledigheid gestreefd, maar ze geven wel een betrouwbaar beeld van Best
uit die tijd. Ze helpen ons nu, in 2018, de ontwikkelingen van Best via 1950-1960 en via 1800 en soms ook nog veel verder terug, op het netvlies te
krijgen. De toegankelijkheid van het boek wordt daardoor sterk vergroot. Het boek werd mede mogelijk gemaakt door subsidies van PB Cultuurfonds, het
Groenewoud en enkele milde schenkers uit Best.
Het mag (g)een naam hebben. De toepassing van toponymie in actueel archeologisch onderzoek
De vijfde lezing werd door Johan Verspay verzorgd. Johan Verspay studeerde in 2007 af aan de Universiteit van Amsterdam op onderzoek naar het Brabantse
platteland in de Middeleeuwen en Vroege Nieuwe tijd. Deze studie zet hij nu voort met een promotieonderzoek aan de Universiteit van West-Bohemen (CZ).
Johan werkt daarnaast als freelance onderzoeker mee aan verschillende opgravingen vanuit zijn onderneming Creative Archeology.
Oude veldnamen herbergen een schat aan informatie over vroegere landschappen en de mensen die deze bevolkten. We vinden hierin aanknopingspunten voor
topografie en vegetatie, voor landgebruik en eigendom (bv. hoevenamen). Maar ook voor de manier waarop mensen naar hun omgeving keken (bv. Duivels-
en kabouterbergen), deze waardeerden en beleefden en hoe en wanneer hierin veranderingen optraden (transformatie van het ideologische landschap).
Desondanks wordt toponymie slechts zelden betrokken in archeologisch onderzoek en dan meestal pas achteraf. Dat het meerwaarde heeft om toponymie te
integreren in archeologisch onderzoek illustreren we aan de hand van de casus Best-Aarle. Hierin vormde de studie van Paul Maas en Daniël Vangheluwe
de sleutel voor het lokaliseren van enkele historische hoeven en het identificeren van oude akkerkernen. Door deze informatie in een vroeg stadium in
het onderzoek te betrekken konden we bovendien meer gerichte keuzes maken in het veld waardoor de beschikbare middelen doelmatiger konden worden ingezet.
Omdat veldnamenonderzoek geen onderdeel is van de huidige Archeologische Monumentenzorg praktijk, zijn we hiervoor veelal afhankelijk amateur-historici.
Daarmee is het een treffend voorbeeld van de waarde van burgerwetenschap (citizen science). Voor het aankomende gemeenschapsarcheologie project naar
dorpsvorming in het Groene Woud zou het een welkome aanvulling zijn.