Noord-Brabants Archeologisch Genootschap


Verdedigen en aanvallen
Verslag studiedag 15-11-2009

Verslag van de Archeologische Studiedag van 15 november 2009, georganiseerd door de Archeologische Sectie van het Noordbrabants Genootschap in samenwerking met Brabants Heem.


Opening

Vanaf 10.00 uur worden de deelnemers met een kopje koffie ontvangen in de prachtige Nassauzaal van de KMA, waar de portretten van generaties Nassau op ons neerkijken. Een zeer geschikte omgeving, zeker met het oog op het onderwerp van de dag. De voorzitter van de Archeologische Sectie, Peter van Nistelrooij, heet eenieder welkom.


Breda onder vuur, 1625 - 1637

dagvoorzitter André Velthausz geeft om 10.40 uur het woord aan de eerste spreker, prof. dr. Wim Klinkert (hoogleraar aan de KMA). Tijdens de 80-jarige oorlog is Breda vijf keer van bezetter gewisseld, meer dan enige andere stad in de Nederlanden. Vooral later in deze oorlog waren veldslagen de uitzondering en belegeringen van steden de regel. Veldslagen waren zeer duur en de uitslag was altijd onzeker. Het innemen van steden was, behalve om de stad zelf, belangrijk voor de verbindingen. Wat dat betreft moeten we vooral denken aan de route uit het zuiden naar Holland. Dit wordt geïllustreerd met een kaart uit 1609. Het terrein bepaalde de mogelijkheden, de mogelijke routes gingen door West-Brabant en langs de Rijn. Dus het bezit van de vestingen Breda en 's-Hertogenbosch was voor beide partijen van groot belang.

Belangrijke factoren bij belegeringen waren de dracht van de wapens en de mogelijkheden tijd te winnen. Rond 1450 had een revolutie plaatsgevonden in de artillerie, belegeringen gingen daardoor ineens veel korter duren tot, al snel, tegenmaatregelen werden genomen. In plaats van de oude stadsmuren kwamen er brede aarden wallen met bastions, ravelijnen e.d. Van deze systemen krijgen we heel mooie llustraties te zien. Spinola koos in 1625 voor een langzame belegering, voor uithongering dus. De spreker ging hierbij uitvoerig in op de logistieke problemen. Er moesten zo'n 50 000 belegeraars van al het nodige worden voorzien. Zij moesten in de winter worden doorbetaald, wat toen niet gebruikelijk was. De belegeraars legden een dubbele ring van belegeringswerken aan, de buitenste was bedoeld om ontzetting door troepen van buiten te voorkomen. Tegenwoordig is hiervan nog veel terug te zien in de Spinolaroute.

De belegering slaagde maar duurde inderdaad lang. De stad viel zonder veel schade in Spaanse handen. Frederik Hendrik koos in 1637 voor een snelle belegering, er werd maar één linie aangelegd van waaruit via "approches" (zigzaggende benaderingsloopgraven) de stad werd aangevallen. Er werden zeker 23.000 granaten op de stad afgevuurd. Ook nu laagde de opzet. Veel sneller dan in 1625 wisselde de stad van bezetter, in oktober 1637 was de stad weer Staats, nu definitief. Vooral in 1625 maar ook in 1637 zijn de belegeraars meer bezig geweest met graven dan met vechten. Deze lezing werd zeer goed geïllustreerd met vele afbeeldingen, kaarten en plattegronden die het betoog prima ondersteunden.

Wim Klinkert


Vuur over Nijmegen, de Bataafse opstand en de Tweede Wereldoorlog

Om 11.40 uur geeft André Velthausz het woord aan de tweede spreker, drs. Harry van Enckevort (Bureau Archeologie en Monumenten Nijmegen). Spreker begint met het tonen van afbeeldingen van allerlei bodemvondsten uit beide periodes. Hij heeft ook een aantal van deze vondsten meegebracht. In 12 v. Chr. werd Oppidum Batavorum gesticht, een vooral lineaire nederzetting gelegen in het centrum van het huidige Nijmegen. De opgraving van 2005 vond plaats op een van de weinige nog ongestoorde plaatsen, de St. Josephhof vlakbij het Valkhof. Uit de opgravingen blijkt dat Nijmegen een belangrijke, rijke stad was, er zijn resten gevonden van monumenten en bronzen standbeelden. Deze zijn waarschijnlijk opgericht in verband met de veldtocht van Germanicus die er in 14-16 n. Chr. in slaagde de door Varus verloren legioenstandaarden terug te veroveren.

Er hebben in Nijmegen waarschijnlijk veel veteranen van het Romeinse leger gewoond. Veel vondsten kunnen worden gekoppeld aan de Bataafse opstand van 69-70. Toen Oppidum Batavorum door de Romeinen werd heroverd is het door de terugtrekkende Bataven in brand gestoken. Op dit niveau is overal in de opgraving een brandlaag aangetroffen. Er zijn o.a. latrines en kelders vol verbrand materiaal gevonden, daar terechtgekomen bij het instorten van brandende gebouwen. Er is prachtig bronzen vaatwerk gevonden, een ijzeren masker en resten van muur- schilderingen.

Nijmegen werd iets meer naar het westen herbouwd, Ulpia Noviomagus. Daar zijn verdedigingswerken aangetroffen uit de tweede helft van de 2e eeuw. Rond 170-185 is daar een brand geweest. Hiervan getuigt o.a. een laag daklei in de kelder van een ingestort huis. In Nijmegen-Oost is een grafveld uit de 4e eeuw aangetroffen met fraaie bijgiften van o.a. terra sigilata. Daarboven ligt een brandlaag uit september 1944, resultaat van hevige gevechten tussen de oprukkende geallieerden en de Duitsers. In een kelder is veel huisraad uit die tijd gevonden dat velen van de aanwezigen nog bekend voorkwam. Het betreft dus niet het geallieerde bombardement van Nijmegen, dat vond plaats in het voorjaar van 1944 en trof vooral de binnenstad. Ook deze lezing werd ondersteund door vele mooie en sprekende afbeeldingen.


Rondleiding terrein KMA

Rond 12.45 uur begint de middagpauze. Er vond een rondleiding plaats over het KMA-terrein en in het huis van Brecht waar de permanente tentoonstelling bekeken werd van op dit terrein gevonden archeologische voorwerpen, indertijd ingericht door Cora van Beek.

KMA terrein


Het onderzoek van het kasteel van Breda,
Work in progress

Tegen 14.00 uur krijgt drs. Guido Van den Eynde (gemeentelijk archeoloog van Tilburg) het woord. Het kasteel van Breda heeft veel meer aspecten dan verdediging en aanval, het is ook nooit belegerd geweest. Het was een motor voor de stedelijke ontwikkeling van Breda en diende de adel om zich te presenteren. Behalve het plaatselijk belang was het een van de belangrijkste plaatsen voor de Nassaus in de hele Benelux. Er is niet veel onderzoek naar gedaan. Begin jaren '90 is er archeologisch onderzoek uitgevoerd op 5 á 10% van het terrein. De vondsten zijn te zien in het huis van Brecht. Daarna is er ook bouwhistorisch onderzoek verricht.

Breda en het kasteel zijn gesticht op de grens van zand en klei, nabij de grens van Brabant en Holland. De eerste fase van het kasteel bevond zich op het westelijk deel van het huidige KMA-terrein. Jan III van Brabant was korte tijd eigenaar (1327 - 1339) daarna kwam het aan Willem van Duivenvoorde. Onder Jan III werd er meer oostelijk een nieuwe versterking gebouwd, een groot deel van de eerste stadsmuur kwam tot stand en de Haagdijk werd aangelegd. Breda werd beschouwd als tegenhanger voor het Hollandse Geertruidenberg. Rond 1350 erfde Jan II van Polanen Breda en begon met de bouw van een nieuwe burcht. De Polanens stichtten ook de grafkapel in de Grote Kerk, zij waren de eersten die zich daar lieten begraven.

In 1404 huwde Engelbrecht I van Nassau Johanna, erfdochter van Polanen en verwierf daarmee Breda. Tot 1544 werd de stad door Nassaus bestuurd. Geleidelijk werd de ommuring uitgebreid, de burcht werd uitgebreid naar het noorden en oosten o.a. met een residentieel deel. Hendrik III tenslotte bouwde begin 16e eeuw het Renaissancepaleis, een van de eerste ten noorden van de Alpen. Een nieuw residentieel deel kwam op de plaats van de huidige rekenkamer, de oudste fase ervan bestaat nog. Het paleis is goed te vergelijken met het Markiezenhof in Bergen op Zoom en het stadspaleis te Mechelen. Eind 16e eeuw verloor het zijn functie als woonplaats. Ook deze lezing werd geïllustreerd met veel duidelijk beeldmateriaal.

Guido van den Eynde


Landweren in verband: een laatmiddeleeuws verdedigingssysteem in het noorden van Brabant

Om 15.30 uur krijgt als laatste drs. Cristian van der Linde (Archol bv / Faculteit der Archeologie Universiteit Leiden) het woord. Landweren zijn lineaire terreinafbakeningen, combinaties van aarden wallen, droge grachten, doornig struikgewas, pallissaden, struikelkuilen, enz., waarvan de weinige doorgangen gecontroleerd kunnen worden. Ze vertonen een grote variatie in vormen. Zij kunnen een militair, agrarisch of juridisch doel hebben (of een combinatie).

De oudste landweer is bekend uit Duitsland in 1238, samenhangend met het zwakke centrale gezag in het Duitse Rijk. Het hoogtepunt van de landweren is te plaatsen eind 14e eeuw. In Nederland is de eerste bekend uit 1313, de belangrijkste periode is tussen 1350 en 1450. We vinden er veel in Twente, in de omgeving van Deventer, ook (onzekere) in de Achterhoek, verder vooral in noordoostelijk Noord-Brabant en Limburg.

Pas in de laatste jaren heeft er archeologisch onderzoek naar landweren plaatsgevonden, zoals te Berghem bij Oss waar een stuk land omsloten was door landweren. De spreker laat zeer duidelijke afbeeldingen zien van grondsporen, zoals paalsporen van pallissaden, doorsneden enz. In de streek van Oss raakten in de late middeleeuwen de invloedssferen van Brabant en Gelre elkaar, er waren ook diverse enclaves zoals Ravenstein, er was daarom veel militaire activiteit. In de buurt van Horn zien we iets dergelijks, landweren tussen de Peel en de Maas waarmee de doortocht van troepen kon worden belemmerd. Spreker laat ook nog een voorbeeld zien van een zware landweer bij Deventer.

In landweren worden geen vondsten van voorwerpen gedaan, dat bemoeilijkt de datering. Bestudering van landweren is vooral het combineren van gegevens uit de historische kartografie met andere historische, geografische en archeologische bronnen. Ook de heer Van der Linde illustreerde zijn verhaal met vele fraaie plattegronden, kaarten en andere afbeeldingen. Zoals de voorgaande sprekers gedaan hebben beantwoordde ook hij ook nog een aantal vragen.

Cristian van der Linde


Nawoord

Om 16.40 uur sluit André Velthausz de studiedag. We hebben genoten van een viertal voordrachten van hoge kwaliteit in een prachtige, inspirerende omgeving. We danken de vier sprekers voor hun bijdrage en de KMA voor de betoonde gastvrijheid. Allen meegerekend waren er 80 personen aanwezig, het toegestane maximum.

Gérard de Laat, namens de Archeologische Sectie van het NBG