Noord-Brabants Archeologisch Genootschap


De Steentijd: Nieuwe vondsten nieuwe inzichten
Verslag studiedag 20-11-2016

Verslag van de najaarsstudiedag: "De Steentijd: Nieuwe vondsten nieuwe inzichten", gehouden in café-zaal 't Vrijthof te Oirschot. Georganiseerd door het Noord-Brabants Archeologisch Genootschap i.s.m. Brabants Heem.


Opening

Om 10.30 uur opent Peter van Nistelrooij, voorzitter van het NBAG, de dag. Het bestuur van de Stichting Noord-Brabants Archeologisch Genootschap vond dat het weer eens tijd worden om nieuwe ontwikkelingen van het onderzoek naar de Steentijd in een studiedag te behandelen. De organisatoren Joeske Nollen en Jan Broertjes hadden een goed programma in elkaar gezet. Door noodgedwongen sprekerswisselingen was het programma aangepast. De wijzigingen waren: Nico Arts zou de jagers, verzamelaars en de eerste steentijd-boeren van Eindhoven-Meerhoven behandelen. Want er is door de gemeente Eindhoven in de periode 2000-2011 grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Helaas geen lezing van de rasverteller Nico Arts. Hiervoor in de plaats had organisator Jan Broertjes zelf een lezing samengesteld waarin hij een beeld schetste waar juist geen steentijd artefacten te vinden zijn, en waar juist wel. Geologie en archeologie waren de sleutelwoorden. De tweede wijziging was dat de Brabantse steentijd kenner Anton van der Lee, die al genoeg heeft aan het geluid van tegen elkaar wrijvende artefacten om te bepalen wat het is, helaas door ziekte afwezig was. Als vervanger voor Anton van der Lee was de ervaren Steentijd kenner en bekende van het Teleac-serie 'Nederland in de prehistorie' Leo Verhart aan het programma toegevoegd. Hij heeft de nieuwe inzichten over het mesolithicum behandeld. De laatste wijziging betreft Dr. Alexander Verpoorte (Faculteit der Archeologie, Universiteit Leiden). Hij kon niet aanwezig zijn. De vervanger die ook aan den lijve alles over de middenpaleolithische vindplaats 's Hertogenbosch - Vonk en Vlam heeft ondervonden was Stefan Molenaar. Na deze inleiding gaf de voorzitter het woord aan Jan aan Dr. Jan Broertjes

Archeologie en geologie zijn soms tot elkaar veroordeeld

Jan is oud voorzitter van de Sectie archeologie en nu penningmeester van het NBAG. Jan is onder andere erg betrokken en actief in de archeologie van de regio Geldrop.

Geologie en archeologie hebben elkaar nodig in die zin dat ze kunnen bijdragen tot het bepalen van de relatieve ouderdom van beiden. Daarvoor is de stratigrafie zeer belangrijk. Het is niet altijd eenvoudig want verstoring zoals kryoturbatie maken het niet eenvoudig. Ook erosie is een storende factor waardoor de oorspronkelijke stapeling is verstoord en archeologische sporen en artefacten niet in de goede context zijn beland. De spreker gaf middels vele fraaie afbeeldingen chronologisch het ontstaan van het huidige Brabant weer. Jan Broertjes kan als ervaren geoloog helder en beeldend kennis over te dragen hoe Brabant is ontstaan. De invloed van de rivieren hebben over geheel Brabant sporen achter gelaten. Daar tussen hebben mens en dier weten te overleven. Door geologie en archeologie als het ware over elkaar te leggen zijn de verwachtingspatronen beter in te schatten.

Jan Broertjes(staand), zittend v.l.n.r. Joeske Nollen en Leo Verhart

Helse Hartstochten revisited. De zoektochten van Jac. Verhagen en Bert Moelands

De volgende sprekers zijn Pieter Dijkstra en Hans de Kievith. De tweede lezing gaat over het nalatenschap van Jac Verhagen en Bert Moelands. Twee namen die je vaak in de historische boeken tegen komt als het gaat over de Bredaase en Tilburgse archeologie. Pieter Dijkstra, vrijwillig medewerker bij het Archeologisch Centrum van de gemeente Breda en Hans Kievith, informatiespecialist Erfgoed bij de gemeente Breda, hebben er hun handen vol aan. In de dubbel presentatie ging Hans de Kievith in op hoe de Gemeente Breda de collecties van Jac. Verhagen en Bert Moelands beheert en ontsluit. Pieter Dijkstra heeft de belangrijkste vindplaatsen en vondsten van Jac. Verhagen Bert Moelands toegelicht.

In 1959 leren Jac. Verhagen (Toen nog broeder Egilius Verhagen) en Bert Moelands elkaar kennen binnen het wereldje van amateurarcheologen in Midden- en West-Brabant. Er ontwikkelt zich een hechte vriendschap met talloze zoektochten naar vooral prehistorische vindplaatsen. Over deze tochten is een uitgebreide correspondentie bewaard gebleven. Beiden hadden al eerder een grote belangstelling voor de lokale geschiedenis. Verhagen via z'n archeologie werkgroep op het Mgr. Frencken college in Oosterhout. Moelands had al bemoeienis met archeologisch onderzoek in de binnenstad van Breda en was de eerste die het belang van het gebied Steenakker opmerkte. In 1958 vond hij daar al sporen vondsten uit de Romeinse Tijd. Beiden bouwden vanaf de jaren '50 tot ver in de jaren '70 een indrukwekkende collectie archeologica op. Het gebied waar zij gezamenlijk actief waren sterkte zich globaal uit tussen Roosendaal en Tilburg. Het was een periode van grootschalige ontgrondingen en herinrichting van de landelijke gebieden. Voor de stad Breda, waar Moelands actief, was gold eigenlijk ook iets dergelijks. Het was een periode van "grotestads" denken, waarbij er stevig werd ingegrepen in de infrastructuur van de historische binnenstad. De groep die in dit deel van Brabant actief was breidde zich verder uit. Ook sloot de jongere generatie zich aan en er was uitvoerig contact met amateurarcheologen die hun werkgebied in resp. midden Brabant/de Meijerij en oost-Brabant hadden liggen. Daarnaast was er een uitvoerige (en boeiende!) correspondentie met het B.A.I in Groningen en het R.O.B in Amersfoort. De tentoonstelling "Helse Hartstochten" in 1987 in het kader van het 150 jarig bestaan van het Noordbrabants Genootschap was voor beiden een kroon op het (bestuurs-)werk binnen de archeologische sectie van het Genootschap. In de lezing geeft Hans de Kievith uitleg over de diverse vindplaatsen, zoals; de gasthuiskapel (1958), De Rith (1960), Breedbroeken (1961), de Hoge Moer (vanaf 1962), Baarschot en Lange Gooren(vanaf 1963), Houtse Akkers (vanaf 1973) en de gasthuispoort in 1977. Pieter Dijkstra laat op een overzichtskaart de exacte vindplaatsen zien van de artefacten. In de kleur rood die van Jac. Verhagen en in de kleur blauw die van Bert Moelands. Vele fraaie en bijzondere artefacten uit het Midden-Paleolithicum en Mesolithicum worden getoond. De gemeente Breda heeft de collectie van Jac. Verhagen geïnventariseerd in een boekwerk; Erfgoedrapport Breda 94 2012, auteur drs. R.A. Houkes.

Bert Moelands (1e links) en Jac. Verhagen (3e links) op de opening van Helse Hartstochten in 1987. Verder 2e van links is Anton van der Lee en de 4e persoon is Pieter Dijkstra.

Pieter Dijkstra

Hans de Kievith

Het mesolithicum van Noord-Brabant vanuit een Limburgs perspectief

De derde spreker was Leo Verhart. Leo Verhart was 30 jaar conservator van de collectie Nederlandse prehistorie bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en conservator bij het Limburgs Museum in Venlo. Hij is een kenner van de steentijd en promoveerde op een studie naar de transitie van jagers-verzamelaars naar landbouwers in Zuid-Nederland. Daarnaast publiceert hij regelmatig over andere archeologisch onderwerpen.

Het mesolithicum was een periode van overvloed. Het begin van een periode waarbij er in korte tijd een einde kwam aan de laatste ijstijd. Het klimaat was zacht en er was volop te eten. Toch zijn er maar weinig relicten te vinden in de Brabantse bodem. Vaak resten alleen nog maar stenen, vuurstenen, wat verkoold materiaal en een enkele keer een grondspoor. Een bijkomend probleem is dat veel vindplaatsen langdurig in gebruik waren en alle resten van die bezoeken door elkaar liggen. Dat levert geen erg scherp beeld op. De afgelopen jaren heeft er in Limburg en daarbuiten, nieuw onderzoek plaatsgevonden dat een belangrijke aanvulling vormt op de kennis van het mesolithicum van die droge zandgronden. Het levert een verwachtingsvol en positief beeld op voor de toekomst, maar een weerbarstige en lastige periode zal de midden-steentijd, de periode van de laatste jagers-verzamelaars blijven. Leo Verhart gaf de aanwezigen een indruk hoe het dagelijkse leven in het mesolithicum eruit zou hebben kunnen zien. De antropologie van toen in vergelijking met die van de huidige primitieve bevolkingsgroepen verhelderde de beeldvorming. De vindplaatsen, Verrebroek, Kampen, Bedburg, Europoort en de Noordzee hebben vele gereedschappen en andere gebruiksvoorwerpen uit het mesolithicum prijs gegeven. De nauwkeurig onderzochte sites zoals die van Posterholt/Vlootbeekdal en Wanssum geven inzicht van de onderlinge posities van de jachtkampen en de basiskampen in het landschap.

Leo Verhart

Midden-Paleolithicum bij Esbeek (N.Br.) Een bijzonder grote en rijke vondstspreiding van midden-paleolithische artefacten van vuursteen en kwartsiet.

De vierde spreker, Dr. Eelco Rensink, is werkzaam bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Hij is specialist van de vroege prehistorie.

In de afgelopen jaren heeft Piet van Gisbergen op akkers bij Esbeek (Noord-Brabant) honderden stenen artefacten uit het midden-paleolithicum verzameld. De oppervlakte van het gebied waar vondsten zijn gedaan, bedraagt ca. 1200 x 300 m. Door aanvullende vondsten van Jan Schellekens en Pieter Dijkstra is dit gebied nog aanmerkelijk uitgebreid. Daarmee gaat het om een van de rijkste en grootste vondstspreidingen van midden-paleolithische artefacten in Nederland. Onder de vondsten bevinden zich kernen en afslagen, maar ook een grote hoeveelheid geretoucheerde werktuigen, waaronder o.a. tientallen vuistbijlen, keilmesser, schaven en enkele spitsen. Voor de vervaardiging van deze werktuigen hebben Neanderthalers gebruik gemaakt van zowel vuursteen als (verschillende typen van) kwartsiet. In de lezing werd ingegaan op de landschappelijke context van de vindplaats(en), de gebruikte grondstoffen en typologische en technologische kenmerken van de artefacten. Ook werden er parallellen aangegeven met vergelijkbare vondsten in Zuid-Nederland en het aangrenzende deel van België en hun datering. De betekenis van de nieuwe vondsten van Esbeek voor het Neanderthaler-onderzoek in Nederland, maar ook voor de archeologische monumentenzorg van dit type vindplaatsen stond centraal in het laatste deel van de lezing. Conclusies uit het onderzoek van Esbeek zijn:
-Esbeek past in Mousterian with Bifacial Tools (MBT) en vormt belangrijke aanvulling op geanalyseerde sites door Ruebens (2013); De beste paralellen zijn Oosthoven in Noord-België, enkele Waalse grotvindplaatsen en kleinere vondstcomplexen en losse vondsten in Noord-Brabant.
-Geen aanwijzingen voor lange afstand transport van grondstoffen vanuit primaire brongebieden (bijvoorbeeld Zuid-Limburg);
-Datering: Midden-Pleniglaciaal tussen 60.000 en 40.000 BP; mogelijk ouder (Vroeg-Glaciaal)
-Geologische omstandigheden en grondgebruik zeer bepalend voor de 'oppervlakte-zichtbaarheid' van artefacten/vindplaatsen uit deze periode; Toekomstige inventarisaties en onderzoek: Esbeek topje van de ijsberg?

Esbeek overgang van Kempenblok naar Roerdalslenk

Eelco Rensink

De middenpaleolithische vindplaats 's Hertogenbosch - Vonk en Vlam

De volgende spreker Drs. Stefan Molenaar is senior adviseur archeologie en ruimtelijke ordening bij de Gemeente 's-Hertogenbosch.

De vijfde lezing ging over de bijzondere midden paleolithische vindplaats die tijdens de bouw van de parkeergarage aan de Hekellaan in Den Bosch werd ontdekt.

Bij de bouw van de parkeergarage Vonk en Vlam in 's Hertogenbosch zijn in 2013 en 2014 archeologische resten gevonden, waaronder meer dan 300 stenen werktuigen uit de Oude Steentijd. Het zijn sporen van tijdelijke bewoning van Neanderthalers omstreeks 50.000 jaar geleden tijdens de laatste ijstijd. De ouderdom is afgeleid uit de techniek waarmee de werktuigen gemaakt zijn (de zogenaamde discoïde methode) en de vorm van enkele werktuigen. Bijzondere vondsten zijn vooral een fragment van een bladspits en een klein vuistbijltje (een zogenaamde Keilmesser). Uit onderzoek van microscopische sporen van gebruik op de stenen werktuigen blijkt dat de Neanderthalers vlees, huiden en planten bewerkt hebben. Een deel van de stenen werktuigen is waarschijnlijk ter plekke gemaakt, gebruikt en weggegooid. De werktuigen zijn gemaakt van vuursteen, kwartsiet en zoetwaterkwartsiet dat verzameld is in oude rivierafzettingen van Maas en Rijn in de buurt van 's-Hertogenbosch. Afval van het bijwerken van vuistbijlen wijst erop dat deze werktuigen door Neanderthalers werden meegebracht, ter plekke gebruikt zijn en vervolgens weer meegenomen zijn. Naast de stenen werktuigen zijn ook botresten gevonden. Het gaat om resten van onder andere wolharige neushoorn, wolharige mammoet, rendier en paard - typische soorten van de zogenaamde 'mammoetsteppe'. De vondsten zijn waarschijnlijk afkomstig uit fijnkorrelige afzettingen van een Pleistocene voorloper van de Dommel en/of Aa.

Ps. De nieuwe parkeerplaats Vonk en Vlam is een fantastische beleving. Je moet daar echt eens een keer parkeren.

Stefan Molenaar

De Groote Wielen, archeologie en paleontologie met wetenschappelijke precisie.

De laatste en zesde lezing werd verzorgd door Dick Mol. Dick Mol is een Nederlandse amateur-paleontoloog, die wereldwijde bekendheid geniet. Hij is als honorair onderzoeksmedewerker voor fossiele zoogdieren verbonden aan het Natuurhistorisch Museum Rotterdam.

Op enthousiaste wijze heeft Dick Mol zijn lezing gehouden. Nederland is piepjong. Ons land is niet alleen klein, het is ook heel jong, geologisch gesproken. Het is voor het grootste deel gevormd in de twee miljoen jaar van het ijstijdvak: het Pleistoceen. Het grootste deel van die periode zag de land-zee verdeling er heel anders uit dan nu. Nog geen 40.000 jaar geleden stond de Noordzee tussen Engeland en Nederland grotendeels droog. Je kon letterlijk van Katwijk naar Londen wandelen. Je liep dan over een open vlakte, waar je af en toe een meanderende rivier moest oversteken. Je moest goed oppassen voor grote kudden mammoeten, steppewisenten en af en toe een groepje wolharige neushoorns. Nog gevaarlijker waren de leeuwen en hyena's die hier leefden. Een goede bontjas had je ook nodig. Maar het was in ieder geval wel droog, want het was hier bepaald niet de besneeuwde toendra die je vaak ziet bij schilderijen van de ijstijd; geen uitgestrekte witte vlakten zoals we die nu kennen uit het hoge noorden van Noord-Amerika en Siberië. Het was een landschap dat nu nergens meer op de aarde te vinden is. Nederland ligt vol met resten van dieren uit die ijstijd. In het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden, bijvoorbeeld, ligt de grootste collectie mammoetbotten ter wereld. Die mammoeten hoorden hier in de ijstijd echt thuis, samen met andere dieren die we nu 'exotisch' noemen, of die zelfs zijn uitgestorven. Een groot deel van die enorme collecties komt uit de omgeving van 's-Hertogenbosch. Ze zijn tevoorschijn gekomen tijdens baggerwerkzaamheden in het stroomgebied van de Maas. Ook in het Archeologisch en Paleontologisch Museum Hertogsgemaal in Gewande ligt een grote collectie beenderen van dieren uit het stroomgebied van de Maas tijdens de ijstijd. In 2005 werd begonnen met de ontgronding van de zandput De Groote Wielen. Er moest goed bouwzand komen voor de nieuwe woonwijk. Dat er fossiele botten uit de ijstijd naar boven zouden komen, daar hadden zelfs de goed geïnformeerde bouwers niet meteen op gerekend. Het zand werd aanvankelijk opgezogen van een diepte tot 7 meter beneden de waterspiegel, een laag die niet bekend staat om fossiele rijkdom. Omdat er steeds meer zand nodig was, gaf de Provincie Noord-Brabant toestemming om ook dieper te zuigen: tot ruim 13 meter beneden de waterspiegel. Op dat moment werden de bottenverzamelaars alert. Uit plassen in de buurt waren immers mooie overblijfselen van ijstijddieren gevonden op diepten rond de 10 meter. Op 29 maart 2005 was het voor het eerst raak: Frits Engelen, landmeter van het team Geoinformatie van de gemeente 's-Hertogenbosch vond bij een van de bakens op het zanddepot bij de plas wat donkerbruine botten. De harde wind had de beenderen vrijgemaakt. Diezelfde avond bezochten Anton Verhagen en Tony de Groot het zanddepot. Ze konden de eerste fossiele beenderen van een wild paard en van rendieren veiligstellen. Het was de eerste aanwijzing dat De Groote Wielen sporen zou gaan opleveren uit een ver verleden. Dick Mol presenteerde vele fraaie afbeeldingen van de gevonden beenderen en andere artefacten. Mammoeten, wolharige neushorens, hyena's, steppewisenten, vogels, planten en zelfs de vliegen van toen zijn teruggevonden. Dick Mol heeft samen met de onlangs overleden Anton Verhagen een fantastisch boekwerk samengesteld. Beeldend kunstenaar Remie Bakker verzorgde vele tekeningen. Het boek is in 2009 verschenen met de titel: 'De Groote Wielen: er was eens .... Met als ondertitel "Wie woonden er in De Groote Wielen in de ijstijd?"

Dick Mol

Dick Mol en Anton Verhagen

Sluiting

Rond 16.30 uur sluit de voorzitter van het NBAG de studiedag af met dank aan alle betrokkenen. Met ca. 85 aanwezigen, zes zeer boeiende lezingen was het een topper in de lezingen reeks van het NBAG. Wederom een zeer geslaagde studiedag.

Namens het Noord-Brabants Archeologisch Genootschap,

Peter van Nistelrooij