Noord-Brabants Archeologisch Genootschap


Opkomst van steden in Noord-Brabant
Verslag studiedag 28-03-2010

Verslag van de studiedag Opkomst van steden in Noord-Brabant, gehouden in 't Vrijthof te Oirschot op 28 maart 2010, georganiseerd door de Archeologische Sectie van het Noordbrabants Genootschap i.s.m. Brabants Heem.


Opening

Om 10.30 uur opende de voorzitter van de Archeologische Sectie, Peter van Nistelrooij, de studiedag. De eerste twee onderdelen werden omgewisseld in volgorde.


Geertruidenberg, laat middeleeuwse stad te midden van het veen.

Als eerste spreekt Drs. Hans Koopmanschap (Universiteit van Tilburg / Ingenieursbureau Oranjewoud). Geertruidenberg is een voormalige Hollandse stad waar vooral de laatste vijf jaar veel gegraven en gevonden is. Het onderzoek gaat er nog door. De spreker behandelt de landschappelijke ligging, de historische achtergronden, de eerste archeologische onderzoeken, de stedelijke ontwikkeling en de activiteiten van de Oudheidkundige Kring gedurende de laatste 30 jaren.

De landschappelijke ligging:

Met behulp van de geomorfologische kaart kijken we naar de ligging van water en veen en van de dekzandruggen vóór de St. Elisabethsvloed (1421) toen Geertruidenberg een belangrijke marktplaats was. We kijken naar de landwegen, de landbouwgronden, de loop van de Donge en de verleggingen daarvan, gedeeltelijk al kunstmatig, en de interactie met de omliggende plaatsen als Made en Steelhoven, waar sporen van schaapskooien zijn gevonden. Na 1421 is een groot deel van het achterland overstroomd of onbewoond. Het is dan nodig allerlei waterbouwkundige werken uit te voeren.

De historische achtergrond:

Het grensgebied van Brabant en Holland is lang omstreden geweest, rond 1200 werden de invloedssferen verdeeld. In 1213 kreeg Geertruidenberg stadsrechten van de graaf van Holland. Nog in 1304 werd er gevochten toen de hertog van Brabant oprukte naar Dordrecht. Hij werd teruggedrongen tot Waalwijk. In 1318 werd Made verworven, de inkomsten daaruit moesten gebruikt worden voor de stadsmuur. Vanaf 1324 werd er gebouwd aan de grafelijke burcht door Willem van Duivenvoorde. In 1420 was er een grote stadsbrand, maar archeologisch is nog geen brandlaag aangetroffen. Het jaar daarna is er de St. Elisabethsvloed. In de 80-jarige oorlog is de stad afwisselend Staats en Spaans, daarna is Geertruidenberg niet meer gegroeid tot in de 19e eeuw. Bij dit onderdeel wordt de kaart van Jacob van Deventer gebruikt.

De eerste onderzoeken:

Deze zijn verricht vanaf 1885. In 1904 werd gegraven in de kerk, gezocht werd naar de kapel van St. Gertrudis. Later deed Halbertsma dat nog eens over. In 1973 werden door de ROB de verschillende bouwfasen bestudeerd. In 1895 al was de crypte ontdekt. Dit is waarschijnlijk de laatste uitbreiding van de kerk geweest, deze crypte was volgestort met puin. Hier zien we dat Geertruidenberg de overstromingen nooit te boven is gekomen. Er was gebouwd met tufsteen, er zijn grafkelders en kisten aangetroffen. Wat de stedelijke nederzetting betreft, die is in 1984 door Margry in kaart gebracht. In 1999 werd Beeldig Geertruidenberg uitgegeven, het bevat alle bekende oude stadsgezichten en plattegronden. In de serie In de Hollantsche Tuyn verscheen in 2004 een studie van Bas Zijlmans, een synthese van de ontwikkeling van het buitengebied. De oudste stad bestond uit de kerk met markt en plein, een eerste uitleg vond plaats in de Venestraat, een tweede in de Koestraat.

De activiteiten van de Oudheidkundige Kring:

Deze bestaat sinds 1976. Door het correspondentschap van de ROB mocht de kring opgravingen verrichten. De resultaten zijn te vinden in velddocumenten en publicaties in De Dongebode. Veel oud materiaal moet gedigitaliseerd worden omdat foto's in kwaliteit achteruit gaan. Opgravingen zijn uitgevoerd in de Havendijkstraat ('84),de Bierstraat ('91-'92), de Venestraat ('97) en in de Koestraat ('05). De laatste betrof het voormalige klooster Catharinadal, later Goeverneurshuis en Groot Prinsenhof. Hier is ook het zwaard van Geertruidenberg gevonden. De tekst is nog niet ontcijferd, het zal in 1420 verloren zijn en dateert uit de 14e eeuw, mogelijk is het nog ouder. In de Venestraat zijn resten gevonden van een leerlooierij, gedateerd vroege 14e eeuw. De resultaten van de opgraving Havendijk 1984 worden nog bestudeerd, zij lijken veelbelovend te zijn. In de Bierstraat zijn allerlei verkoolde resten van zaden en vruchten gevonden. Het betreft grafelijk bezit aan de Grote Markt. Gevonden is wie de bewoners geweest zijn. In 2001 is nog een stuk van een muur ontdekt die bekend was van de kaart van Van Deventer. Er zijn diverse rapporten gepubliceerd die beschikbaar zijn voor onderzoek.


Bergen op Zoom: zand en veen op de Brabantse wal

Dan is het woord aan drs. Marco Vermunt (Gemeentelijk archeoloog Bureau Vergunningen en Handhaving Cluster Monumenten en Archeologie Bergen op Zoom). De relatie tussen landschap en nederzetting rond Bergen op Zoom. Zijn verhaal beslaat de periode ijzertijd t/m 13e eeuw. Bergen op Zoom ligt op de Brabantse wal, de westkant van het Brabantse dekzandgebied. In het westen ligt de steilrand met een hoogteverschil van zo'n 20 m. Onder het dekzand liggen klei en leem, daardoor was de afwatering er slecht en was er een uitgestrekt veengebied. Onder aan de steilrand was de afwatering veel beter waardoor, vreemd genoeg, de lagere delen veel minder moerassig waren. Bij Bergen op Zoom lagen alleen korte oost - west lopende beekdalen. We bekijken dit alles m.b.v. een kaart van Karel Leenders. De oude stad lag in een laagte tussen een hoge rug in het noorden en één in het zuiden, de huidige markt lag oorspronkelijk ook in het veen. Er is hier geen uitgebreide onderzoeksgeschiedenis.

Over de steentijd en de bronstijd is nauwelijks iets bekend. In 1996 werden in het centrum sporen gevonden van akkers uit de ijzertijd die doorlopen onder de kerk. Romeinse vondsten zijn er wat meer. In 2002 heeft in het centrum een opgraving plaatsgevonden, er lag een dikke ophogingslaag op een esdek, daaronder een laag met Romeinse sporen, o.a. kleine amforen (wit of crème) gebakken van Bergen op Zoomse klei. Waarschijnlijk betreft het een offer, dus een rituele depositie. Er zijn ook Romeinse munten gevonden. Ook bij de Heuvelkerk werd een Romeins niveau aangetroffen, op 2 m diepte. Bergen op Zoom was toen bereikbaar via de Schelde, waarschijnlijk was hier, naast Domburg en Colijnsplaat, een derde heiligdom. Uit de vroege middeleeuwen zijn er veel vondsten onder aan de steilrand, bijv. bij Borgvliet. Gevonden zijn kogelpotten en Pingsdorf aardewerk en 12e eeuwse huizen. Bij Lepelstraat is eenzelfde situatie. In tegenstelling tot de rest van het dekzandgebied is hier de bewoning daarna verplaatst van lager naar hoger. Over de relatie met Gertrudis is in de bronnen niets te vinden.

De binnenstad ligt op zo'n 13 m + NAP in een, door een leemlaag, nat gebied. Er kwamen schurvelingen (tuunwallen) voor. Het oudste aardewerk lijkt op het Brugse, misschien kwamen de eerste pottenbakkers uit Vlaanderen. Er is toen veel gebouwd met plaggenwallen die weinig sporen nalaten. De stichting van Bergen op Zoom vond plaats voor of in 1212, er bestaat geen document van. Pas over de tweede helft van de 13e eeuw hebben we een beeld van de ontwikkeling. Er was een aarden omwalling van 4 m hoog waarop in de eerste helft van de 14e eeuw een muur werd gebouwd, daaronder liggen sporen uit de 12e eeuw. Recent is er gegraven op het achtererf van De Spiegel waar een brede greppel lag. Er zijn sporen van kwik gevonden. Wijst dit op de productie van spiegels? De schriftelijke bronnen zwijgen er over. We bekijken dit allemaal m.b.v. oude plattegronden en kaarten van de stad.


De stad van de heer van Breda

Na de lunchpauze krijgt drs. Johan Hendriks (Hoofd Bureau Cultureel Erfgoed, Afdeling Stedenbouw en Erfgoed, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling, Gemeente Breda) het woord. Hij begint met een theoretische beschouwing over het werkelijk gebeurde verleden en ons beeld daarvan. Dat laatste ontstaat via allerlei historische, archeologische en architectonische bronnen waaruit historici, archeologen en bouwhistorici een beeld afleiden van het verleden. Hij illustreert dit met een prent van Breda uit 1739 die de situatie eind 15e eeuw moet weergeven. De werkelijkheid verschilde daar nogal van zoals spreker laat zien aan de hand van een moderne maquette.

Van Breda zijn er historische bronnen vanaf de 12e eeuw, echte stadsrekeningen vanaf de 15e eeuw. Vandaag gaat het vooral over archeologische bronnen. Omdat van 15 ha van de binnenstad het bodemarchief ongezien verloren is gegaan is geen samenhangend beeld van ontstaan en ontwikkeling mogelijk. In de 12e eeuw werd de eerste burcht gebouwd, eerst helft 13e eeuw begint de stadsaanleg, vanaf ongeveer 1250 is er sprake van een zelfbewuste stad. De burcht lag aan de Mark op grond van de heren van Breda. Over die eerste burcht is verder niets bekend, in het onderzochte gebied is er niets van gevonden. Hypothetisch moet deze gelegen hebben waar een doorgaande landweg dicht langs de Mark liep en deze burcht moet een functie gehad hebben tegen de graaf van Holland, het zal waarschijnlijk een motteburcht zijn geweest, een centrum in een agrarische omgeving.

De oudste begravingen onder de oude kerk dateren uit de 12e eeuw (C-14). De oudste route is de Ginnekenstraat en de voortzetting daarvan in noordelijke richting. De oudste markt is de Vismarkt, Breda was een overlaadpunt tussen land en water. Vanaf de 13e eeuw is er veel opgehoogd en geëgaliseerd. In 1223 is er sprake van een castrum et villa de Breda. Die villa zou een domeinhoeve geweest kunnen zijn. In 1246 kregen de horigen hun vrijheid tegen een jaarlijkse cijns. In 1536 werd het Begijnhof verplaatst naar de huidige locatie. Als de cadettenflat wordt gesloopt kan er onderzoek gedaan worden naar het oude Begijnhof.

Op verschillende plaatsen zijn resten van de eerste wal teruggevonden (deze leek op die van Bergen op Zoom) en een poort in de Boschstraat. Bij de kerk zijn vier fasen te onderscheiden: eerst een (hypothetische) houten kerk, in de 13e eeuw een natuurstenen en tweede helft 14e eeuw een bakstenen. Tenslotte begint in de 15e eeuw de bouw van de huidige kerk. Natuursteen kon worden aangevoerd omdat de heer van Breda een netwerk had tot ver in de zuidelijke Nederlanden waar deze natuursteen gewonnen werd. In de 13e eeuw is Mark naar het westen verlegd, de eerste omwalling dateert uit de tweede helft van de 13e eeuw. Breda is dus geen gestichte stad maar is gegroeid rond de burcht. De eerste fase was een uitgebreide voorhof van de heer, het wordt geleidelijk een echte stad als ze onder de hertog van Brabant komt.


Eindhoven, stad en platteland in de late middeleeuwen

Vervolgens is het woord aan drs. Nico Arts (Gemeentelijk archeoloog, afdeling Archeologie gemeente Eindhoven). Eindhoven was een heel kleine middeleeuwse stad. Het geldt als een door hertog Hendrik I gestichte stad maar dat beeld wordt steeds meer genuanceerd in de zin dat ze niet gesticht is in een leeg gebied maar aansloot op iets wat er al was.

Er is veel archeologisch materiaal gevonden, zelfs uit het mesolithicum. In de kern van Eindhoven is een nog groter deel van het bodemarchief ongezien verdwenen dan in Breda, wel zo'n 90%. Tussen de Gender en de Dommel ligt een dekzandgebied, op de punt daarvan, waar de Gender uitmondt in de Dommel, is Eindhoven gesticht, in een gebied met veel esdekken. Het ging om een vrij dichtbevolkt gebied, bestaande uit het stadje, het omringende platteland en diverse eliteplaatsen (o.a. omgrachte woningen) waartussen belangrijke relaties bestonden.

Vanaf eind 19e eeuw (sloop Catharinakerk) is er sprake van archeologische activiteit, sinds eind 20e eeuw is dat structureel en is er veel gegraven.

Belangrijke onderzoeksthema's zijn: verhouding stad - platteland en onderzoek van menselijke resten (fysische antropologie, DNA-onderzoek). Er is ook veel opgegraven buiten de stad, er is weinig beschermd. In de stad is het stratenpatroon het enige middeleeuwse element, wat geïllustreerd wordt met de kaart van Van Deventer. De archeologie is er, net als buiten de stad, weinig complex. Driekwart van de vondsten dateert uit de 13e eeuw, die zijn goed geconserveerd omdat daarna het terrein flink is opgehoogd. Beerputten ontbreken.

Er is veel meer ecologische archeologie dan verwacht, in waterputten is veel botanisch materiaal en veel bot bewaard gebleven. Het vele aardewerk is allemaal import, spreker veronderstelt dat er geen pottenbakkers waren. Een stuk boekbeslag, geproduceerd in Neurenberg, was een van opvallendste vondsten. Vanaf 2002 zijn er delen van een grafveld opgegraven (zie; Marcus van Eindhoven). Omdat er mogelijkheden zijn voor uitgebreid DNA-onderzoek is daarna ook de rest van het grafveld opgegraven. Het onderzoek van het botmateriaal is nog aan de gang. De 13e eeuw kan gezien worden als een soort gouden eeuw voor Eindhoven, de 15e en de 16e eeuw kenmerkten zich door vele rampen: pest en oorlogen.


's-Hertogenbosch, een middeleeuwse "boomtown" op de grens van het Hertogdom

Na een pauze geeft de voorzitter het woord aan drs. Ronald van Genabeek (Gemeentelijk archeoloog Afdeling SO / BAM 's-Hertogenbosch). De hertog van Brabant had al een domein te Orthen op een uitloper van een dekzandrug buiten het middeleeuwse Den Bosch. De ligging t.o.v. de rivieren, de dekzandruggen en donken wordt bekeken. Het middeleeuwse Den Bosch, op de plaats van de huidige markt, werd gesticht op een donk, het restant van een dekzandrug waar de hertog een jachtslot had. Deze plek was over land via drie routes te bereiken, deze bepaalden de ligging van de drie stadspoorten. Den Bosch is een voorbeeld van een gestichte stad in een tevoren nagenoeg leeg gebied. Uit oudere tijden is er alleen wat Karolingisch materiaal gevonden.

Er is een stuk bos gerooid voor de aanleg van de markt. Al eind 12e eeuw begint de aanleg van een muur met drie poorten, bij het begin van de drie landroutes. Van de Leuvense poort is nog een restant te zien in de Hinthamerstraat. De grens van de stad lag dus direct buiten de markt. We hebben nu een redelijk zicht op de stad rond 1250. Aan het water lagen percelen met handelshuizen, met meerpalen en beschoeiingen. Toen werd al buiten de muren gebouwd, ook de St. Jan is gebouwd buiten de toenmalige muren. Alle hoog genoeg gelegen grond was al in de 13e eeuw bebouwd. Aansluitend aan de oude werd vanaf 1300 een nieuwe muur aangelegd. De oude omsloot een oppervlak van 9 á 10 ha, de nieuwe omsloot ongeveer 100 ha. De aansluiting van de oude aan de nieuwe muur is recent ontdekt.

Rond 1500 was de omvang bereikt zoals te zien op de kaart van Van Deventer, die omvang veranderde niet meer tot in de 19e eeuw. Achter een schil van nieuwe bouwsels is nog veel van de middeleeuwse muur aanwezig. De torens zijn pas gebouwd na de voltooiing van de muur. Het middeleeuwse oppervlak lag ongeveer twee meter lager dan het huidige, vanaf de hogere zandruggen is veel grond naar de stad gebracht, die ook werd opgehoogd met stadsvuil. Dit ophogingspakket is zeer goed te zien in het profiel, na 1400 is er niet veel meer opgehoogd. Toen begon de verstening van de oorspronkelijk houten bebouwing. In de eerste tijd waren er nog veel agrarische activiteiten binnen de muren. De huizenbouw en de funderingen werden steeds gevarieerder.

De verschillende ambachten waren ruimtelijk duidelijk gescheiden. Er waren o.a. messenmakers, paternostermakers (bedevaartplaats), lakennijverheid, leerlooierijen en vanaf de 15e eeuw ook pottenbakkers. Op grote percelen waren er in de stad ook diverse kloosters en conventen gevestigd. Met behulp van diverse plattegronden werd dit allemaal duidelijk geïllustreerd.


Achthonderd jaar steden in Noord-Brabant

Als laatste geeft Peter van Nistelrooij het woord aan prof. dr. A.J. Bijsterveld (Hoogleraar Cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg). Tijd voor een synthese. Zijn doel is niet een samenvatting te geven, wel om een aantal lijnen te schetsen. Er is al veel onderzoek gedaan en geleidelijk wordt de samenhang zichtbaar, dus wordt het tijd voor een synthese.

De eerste van die lijnen is de relatie stad - platteland. De stad valt niet te begrijpen zonder kennis van het platteland. Hierbij wordt veel ontleend aan het werk van o.a. Hans Jansen en Nico Arts.Een tweede lijn betreft de rol van regionale elites. Spreker stelt eerst de vraag: Wat is een stad? Bij het zoeken van een definitie kijkt hij naar:

  • Geografische kenmerken:
    ligging, bewoningsconcentratie.

  • Morfologie:
    de vorm, de wal, de muren, het stratenplan, het water in de stad (gegraven of verlegde waterwegen).

  • Juridische aspecten:
    stadsrechten, politiek centrum.

  • Sociale aspecten:
    sociale differentiatie.

  • Economische kenmerken:
    ambachtsgilden, een markt, een markthal, een waag, een hof.

  • Kerkelijke instituten:
    aanwezigheid van kloosters en kerkelijke instellingen. Er was in de middeleeuwen een sterke opmars van kloosters in de steden.

Dan wordt de relatie stad - platteland nader bekeken. De visie was altijd dat in deze relatie de stad leidend was en het platteland volgend. Een Hiërarchische verhouding, zowel juridisch, economisch, administratief, kerkelijk als cultureel. De stad leverde luxeproducten, het platteland zorgde alleen voor de eerste levensbehoeften. De stad kende sociale differentiatie, het platteland alleen boeren. Stedelingen hadden veel grond op het platteland in eigendom. Spreker verwijst hierbij naar de historici Pleij en Le Goff. Maar was die scheiding werkelijk zo scherp? Hoe is dat dan ontstaan? Was de relatie niet eerder wederkerig? Was niet het platteland de motor achter de stedelijke ontwikkeling? In de Meierij was sprake van wederzijdse afhankelijkheid. Er was rivaliteit, de verhouding was dynamisch. Wat betreft de demografische kenmerken werd de stad gevoed door het platteland. We moeten ze altijd samen bekijken. De grens tussen stad en platteland was niet altijd haarscherp. Er loopt een promotieonderzoek naar deze relaties ("spatial analysis") waarin de onderlinge afhankelijkheid en de wederzijdse beïnvloeding centraal staan.

Ook op het platteland kwam nijverheid voor. Een tweede promotieonderzoek betreft de differentiatie in sociale groepen in de stad. Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van het geld. Tenslotte komt de rol van de elites aan bod. Dit speelt een cruciale rol in de interactie stad - platteland. Hiermee houdt prof. Bijsterveld zelf zich bezig. Gestreefd wordt naar integratie van historische en archeologische gegevens. Steden werden niet gesticht in een leeg gebied maar in gebieden met een agrarische "boom" . Ze kwamen niet kant en klaar uit de lucht vallen. Steden zetten bestaande structuren naar hun hand. Stedelijke privileges zijn gegroeid in de praktijk, daarbij waren plattelanders betrokken. Het krijgen van stadsrechten moeten we zien als een proces dat kon beginnen met mondelinge afspraken. De stichting van Den Bosch moeten we bekijken als interactie van de lokale bevolking met de hertog. Er waren veel "Heeren" bij betrokken, al is hun rol nog lang niet helemaal duidelijk. De adel werd ingelijfd in de hertogelijke machtskaders.

Beambten van de domeinen verhuisden naar de stad. Na 1285 verdween de regionale aristocratie en werd vervangen door adel uit het zuiden van Brabant, zetbazen van de hertog. Er trad centralisatie op van de hertogelijke macht. Den Bosch ging de Meierij controleren en rond 1350 had het de andere steden overvleugeld. Zo ontstond een duidelijk onderscheid stad - platteland. Na 1325 ontstond een nieuwe regionale elite, zoals rijke poorters, de adel verhuisde naar de stad. De nieuwe elite verwierf veel grond in de Meierij. Van 1312 dateert het Charter van Kortenberg, een overeenkomst tussen de hertog, de adel en de steden. De steden speelden toen al een hoofdrol.


Nawoord

Aan het eind van de dag konden we vaststellen dat het programma, de kwaliteit van de lezingen en powerpointpresentaties en tevens het zeer grote aantal belangstellenden meer dan voldoende redenen zijn om van een bijzonder geslaagde dag te spreken.

Gérard de Laat, namens de Archeologische Sectie van het NBG